5V 9.4 stoffentransport

9.4 leerdoelen

Ik kan


  • uitleggen hoe het bloed zuurstof en koolstofdioxide vervoert
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

9.4 leerdoelen

Ik kan


  • uitleggen hoe het bloed zuurstof en koolstofdioxide vervoert

Slide 1 - Tekstslide

succescriteria
  • je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: bloedplasma, voedingsstoffen, afvalstoffen, colloïd, rode beenmerg, stamcellen, rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes, zuurstoftransport, hemoglobinemoleculen, oxihemoglobine, oxigenatie, myoglobine, ρO2, ρCO2, Bohr effect, koolstofdioxidetransport, HCO3-, bufferende stoffen, pH-buffer

  • je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen
  • je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken
  • je weet welke binas-tabellen bij het onderwerp horen en informatie uit deze tabellen halen en gebruiken (BINAS 83 D en E)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Pak je binas erbij. Hoeveel calcium-ionen bevat 1L bloedplasma? Noteer binas tabel en hoeveelheid

Slide 4 - Open vraag

Welke deel van het lichaamsgewicht bestaat uit bloed?

Slide 5 - Open vraag

Bestanddelen van het bloed Bron 12

  • colloid = eiwitmoleculen zeer fijn verdeeld over plasma (soort emulsie zoals vet in melk)

  • rode bloedcellen geproduceerd in rode beenmerg (platte beenderen en koppen pijpbeenderen)

Slide 6 - Tekstslide

rode bloedcellen
Pak BINAS 84I erbij

  • rode beenmerg produceert per dag  2x10^11 rode bloedcellen,
  • lever breekt zelfde hoeveelheid af (in zelfde tempo)

Slide 7 - Tekstslide

rode bloedcellen
  • bevat geen celkern of mitochondriën,
  • daardoor ruimte voor heel veel hemoglobine  (binas 67H2)

Slide 8 - Tekstslide

O2 via bloed
  • O2 vervoer van levensbelang (hersenen 3 min zonder = schade)
  • bloedplasma 3ml O2/L bloed
  • rode bloedcellen 200 ml O2/L bloed

Slide 9 - Tekstslide

oxihemoglobine
  • Hemoglobine bevat 4 heemgroepen met daarin een ijzer-ion (Fe2+, kleur donkerrood)

  • Bindt aan deze ijzer-ionen een O2 molecuul, dan ontstaat oxihemoglobine (lichtrood)

Slide 10 - Tekstslide

evenwichtsreactie
Geen gewone oxidatie door gebrek aan elektronenoverdracht.

Deze evenwichtsreactie noem je een oxigenatie, een verbinding die makkelijk verbreekt.


Slide 11 - Tekstslide

Je hebt een slagaderlijke bloeding in je been, het bloed spuit eruit. Welke kleur heeft je bloed?
A
lichtrood
B
donkerrood
C
groen

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag
  • open de link op de volgende dia (14), bekijk de animatie
  • je hiermee klaar? Maak de opdracht die hoort bij deze link op dia 15 https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Bloed/bloedcellenvwo.htm

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

O2 binding in spieren bron 13
  • Myoglobine (Mb) is een eiwit in spieren (hart en skelet) dat O2 kan binden (reserve voorraad)

  • Nog grotere affiniteit met O2 dan Hb. 

Voorbeeld: bij lagere zuurstofspanning (pO2) van 4,0 kPa zal Mb 84% verzadigd zijn en Hb 50% (Mb gaat O2 overnemen van Hb)

 



Slide 16 - Tekstslide

Myoglobine
  • Zit in de spieren 
  • bindt bij lage pO2 beter aan O2
 dan hemoglobine. 
  • handig om in de spieren extra O2
over te nemen van Hb. 
Binas 83D

Slide 17 - Tekstslide

myoglobine Bron 13
  • Mb + O2  ⇌ MbO2
  • Verschuiven evenwicht afhankelijk van o.a. pO2 in omgeving. 
NB:
  • Mb (parabool) geeft pas bij een hele lage pO2 zijn zuurstof af/ hogere affiniteit dan Hb.
  • Bij Hb (S-curve) neemt de affiniteit toe naarmate er meer O2 moleculen binden (4 plekken, zodra 1e plek bezet is gaat het makkelijker). 


Slide 18 - Tekstslide

hemoglobine bron 13
  • Bij Hb (S-curve) neemt de affiniteit toe naarmate er meer O2 moleculen binden
  • er zijn 4 plekken, zodra 1e plek bezet is gaat het makkelijker. 


Slide 19 - Tekstslide

Een piloot vliegt op vijfduizend meter hoogte. Daar is de pO2 de helft van normaal, dus ongeveer 7,0 kPa. Bereken (gebruik Binas 83D) het verschil in verzadigingspercentage van hemoglobine tussen de longen (pCO2=2,7 kPa) en de beenspieren (pO2=2,5 kPa, pCO2=8,0 kPa), als de drukcabine niet werkt. En op zeeniveau. (tip: pO2 in benen blijft op beide hoogtes gelijk).

Slide 20 - Open vraag

O2 opname en afgifte
Bron 14
verzadiging Hb afhankelijk van pO2 in kPa (zuurstofconcentratie) in omgeving

  • in longen - 12-14 kPa
  • in weefsels in rust - 5 kPa
  • in weefsel bij inspanning - 2,5 kPa

afgifte O2 is verschil tussen O2 verzadiging in longen en weefsel 
(in rust verschil 21%, bij inspanning tot 81%

Slide 21 - Tekstslide

invloed temperatuur op HbO2
Binas 83D

Des te hoger de temperatuur, des te minder HbO2.

Bohr-effect = hogere afgifte O door oxiHb vanwege hogere temperatuur of pCO2




Slide 22 - Tekstslide

Bohr effect
  • De eigenschappen van hemoglobine veranderen onder invloed van temperatuur, CO2 concentratie en zuurgraad.
  • Hardwerkende spieren hebben een hogere temperatuur, meer CO2 en een lagere pH (hogere zuurgraad) en hebben meer zuurstof nodig.

Slide 23 - Tekstslide

invloed pCO2 op HbO2
Hogere pCO2 verlaagt het HbO2 gehalte
manier 1 - CO2 neemt plek in van O2 op heemgroep
manier 2* - CO2 verlaagt de pH, bij een lagere pH kan minder O2 binden aan Hb

* CO2 reageert met water 
(CO2 + H2O ⇌ H2CO3 koolzuur ⇌ HCO-3  waterstofcarbonaat + H+)


Slide 24 - Tekstslide

Bron 15 / binas 83D
T=37 °C
De pCO 2 is 2,7 kPa en de pO2 is 8,0 kPa. Hoeveel % oxiHb bevat het bloed?

Slide 25 - Open vraag

CO2 afvoeren
van weefsel naar longen in 3 routes
  1. 5% lost op in bloedplasma
  2.  25% bindt in rode bloedcellen aan hemoglobine (CO2 + Hb ⇌ HbCO2) tot carbaminohemoglobine
  3. 70% heeft een iets ingewikkeldere manier (volgende dia)

Slide 26 - Tekstslide

route 3 (van weefsel naar bloed)
70% reageert in rode bloedcellen (m.b.v. enzym koolzuuranhydrase) tot uiteindelijk waterstofcarbonaat en losse H+ ionen
CO2 + H2O ⇌ H2CO3 koolzuur ⇌ HCO-3 waterstofcarbonaat + H+
  • H+ ionen binden aan Fe+ (ipv O2) tot HbH
  • HCO-3 diffundeert naar bloedplasma
  • Cl- ionen stromen rode bloedcel in om ladingsverschil van uitstromend waterstofcarbonaat (HCO-3) te compenseren

Slide 27 - Tekstslide

vanuit weefsel het bloed in
2
1
3

Slide 28 - Tekstslide

vanuit het bloed het longblaasje in?
NB: alle reacties verlopen de andere kant op!
2
1
3

Slide 29 - Tekstslide

pH bloed constant houden
  • Bij vervoer CO2 komen H+ ionen vrij. Des te meer H+ ionen, des te lager de pH.
  • Hemoglobine en ook bepaalde eiwitten in het bloed binden de H+ ionen aan zich - functioneren dus als pH - buffer

Waarom? 
  • Werking van alle enzymen (en dus alle processen)  zijn pH afhankelijk. Dus pH mag niet te veel schommelen. 
NB:
Een hogere pCO2 of lagere pH zijn prikkels voor toename ademfrequentie en  hartslagfrequentie (versnelde afvoer CO2)

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag
1. maak een Cornellsamenvatting / begrippenlijst
2. bekijk de animaties op de laatste dia's van de presentatie
3. maken en nakijken opdrachten 9.4 en de oefenopdrachten over het Bohrefect.
4. lezen 9.5 voor de volgende les

Controleer of je alle leerdoelen beheerst
 Zo niet: opnieuw door de stof/ opdrachten maken/ hulp vragen. 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link

Slide 34 - Link

Hoeveel zuurstof wordt er afgegeven in weefsel als de zuurstofdruk bij de longen 14kPa is en in het weefsel 8kPa? Berekening!

Slide 35 - Open vraag

Het Bohr effect
In beenspieren van een mens heersen de volgende omstandigheden:
- in rust: pO2 = 5,0 kPa, pCO2 = 5,3 kPa
- in actie: pO2 = 3,0 kPa, pCO2 = 8,0 kPa
In de haarvaten van deze spieren komt bloed binnen waarvan de pO2 = 14 kPa en de pCO2 = 2,7 kPa. 
Bereken hoeveel ml O2 per 100 mL bloed in actie meer wordt afgegeven door het Bohr effect dan in rust.

Slide 36 - Tekstslide

Het Bohr effect
Bloed: verzadigingspercentage: 98% 
Spieren in rust: verzadigingspercentage 70%
Afgifte in rust: 98-70=28% 
Spieren in actie: verzadigingspercentage 32%
Afgifte in actie: 98-32=66%
66-28=32% *20 mL/100mL = 7,6 mL/ 100mL

Slide 37 - Tekstslide