In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag...
Leerdoelen deze les
Uitleg
LessonUp
Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen, aan het einde van de les kun je...
Uitleggen wat het prijsmechanisme is.
Uitleggenwat het verschil is tussen investeren en consumeren.
Uitleggen wat het verschil is tussen primaire goederen en luxe goederen.
Uitleggen wat het verschil is tussen een concrete markt en een abstracte markt.
Uitleggen welke invloeden er nog meer op vraag en aanbod zijn naast de prijs.
Slide 3 - Tekstslide
Vraag en aanbod bepalen de prijs (1)
Een markt is een plaats waar vragers en aanbieders elkaar (virtueel) treffen.
Op deze markt bepalen de vragers en aanbieders samen de prijs van een product.
Denk aan het kaartspel van vorige week!
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Vraag en aanbod bepalen de prijs (2)
De prijs waarbij er net zo veel gevraagd als aangeboden wordt noemen we de evenwichtsprijs.
De evenwichtsprijs wordt berekend met behulp van de evenwichtsvoorwaarde: Qa = Qv
De evenwichtshoeveelheid is de aangeboden en gevraagde hoeveelheid bij de evenwichtsprijs.
Door de evenwichtshoeveelheid bij beide formules te berekenen kan je checken of de evenwichtsprijs klopt!
Slide 6 - Tekstslide
Vraag en aanbod bepalen de prijs (3)
Als vraag en aanbod bij een bepaalde prijs niet in evenwicht zijn, zorgt de werking van het prijsmechanisme ervoor dat er alsnog evenwicht gaat ontstaan.
Slide 7 - Tekstslide
Vraag en aanbod bepalen de prijs (4)
Bijvoorbeeld: Als een verkoper 300 producten overhoud doordat zijn prijs te hoog is, dan zal hij zijn prijs verlagen om te zorgen dat hij geen voorraad overhoud.
Slide 8 - Tekstslide
Consumeren vs. investeren
Consumeren is het kopen van goederen en/of diensten door gezinnen om in hun behoeften te voorzien.
Investeren is het kopen van goederen en/of diensten die worden ingezet bij het productieproces door bedrijven.
Slide 9 - Tekstslide
Consumeren vs. investeren
Is er in de volgende situaties sprake van consumeren of investeren?
Een bakker koopt een nieuwe oven om meer brood te kunnen bakken.
Een gezin koopt een nieuwe televisie voor in de woonkamer.
Een boer koopt meststoffen om de oogstproductie te verbeteren.
Een student koopt een studieboek om te gebruiken tijdens zijn opleiding.
Een bedrijf huurt een extra vrachtwagen om producten sneller te leveren.
Slide 10 - Tekstslide
Twee beweringen over consumeren/investeren. I. De aanschaf van een brommer door postbezorgondernemer 'de Hoon' is een investering. II. De aanschaf van een computer door Rik voor zijn studie is consumptie. Welke bewering(en) is/zijn juist?
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout
Slide 11 - Quizvraag
Welke vraag lijn zal bij primaire goederen horen?
A
B
Slide 12 - Quizvraag
tot de primaire goederen horen
A
eten, drinken, onderdak, mobiele telefoon
B
kleren, eten, onderwijs, gezondheidszorg
C
Ferrari, 8K Ultra HD smart TV, 7 sterren hotel overnachting
D
onderwijs, eten, bioscoop
Slide 13 - Quizvraag
Wat is GEEN abstracte markt?
A
Huizenmarkt.
B
Oliemarkt.
C
Zondagsmarkt.
D
Schoenenmarkt.
Slide 14 - Quizvraag
Bij een hogere prijs dan de evenwichtsprijs ontstaat er een ...
A
Aanbodoverschot
B
Vraagoverschot
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid?
A
€5 en 800 producten
B
€5 en 400 producten
C
€6 en 600 producten
D
€6 en 800 producten
Slide 16 - Quizvraag
Qv = -0,5P + 80 (P = in euro's) Qa = P - 40 (Qv en Qa = x 1.000) P(evenwicht= 80) Bereken de omzet die gemaakt wordt op de markt in het evenwicht!