Week 48 - H6: §6.8 t/m 6.14

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag...
  1. Herhaling opdracht 6.6 vorige week
  2. Leerdoelen deze les
  3. Uitleg H6 Markten - §6.8 t/m 6.14
  4. Klassikaal maken opdracht 6.8
  5. Uitleg (vervolg)
  6. Zelfstandig werken
  7. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling vorige week

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling vorige week

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling vorige week
0
300
500
700
1.100

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling vorige week
0
300
500
700
1.100

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen, aan het einde van de les kun je...
  1. Uitleggen wat een markt is.
  2. Berekenen wat de evenwichtsprijs is in een bepaalde situatie.
  3. Berekenen wat de evenwichtshoeveelheid is in een bepaalde situatie.
  4. Uitleggen wat het prijsmechanisme is.
  5. Uitleggen wat het verschil is tussen investeren en consumeren.

Slide 7 - Tekstslide

Vraag en aanbod bepalen de prijs (1)
  • Een markt is een plaats waar vragers en aanbieders elkaar (virtueel) treffen.
  • Op deze markt bepalen de vragers en aanbieders samen de prijs van een product.
  • Denk aan het kaartspel van vorige week!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Vraag en aanbod bepalen de prijs (2)
  • De prijs waarbij er net zo veel gevraagd als aangeboden wordt noemen we de evenwichtsprijs.
  • De evenwichtsprijs wordt berekend met behulp van de evenwichtsvoorwaarde: Qa = Qv
  • De evenwichtshoeveelheid is de aangeboden en gevraagde hoeveelheid bij de evenwichtsprijs.
  • Door de evenwichtshoeveelheid bij beide formules te berekenen kan je checken of de evenwichtsprijs klopt!

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken!
Wat? 6.8 (blz. 78)
Hoe? Zelfstandig & in stilte
Hulp? Vraag het aan de docent!
Tijd? 5 minuten
Klaar? Nakijken! (antwoordboekje staat online)
timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Bespreken opdracht 6.8

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 6.8
  • a. De evenwichtsprijs is € 2,50. Bij deze prijs is aanbod en vraag gelijk, namelijk 500.

Slide 13 - Tekstslide

Vraag en aanbod bepalen de prijs (3)
  • Als vraag en aanbod bij een bepaalde prijs niet in evenwicht zijn, zorgt de werking van het prijsmechanisme ervoor dat er alsnog evenwicht gaat ontstaan.

Slide 14 - Tekstslide

Vraag en aanbod bepalen de prijs (4)
  • Bijvoorbeeld: Als een verkoper 300 producten overhoud doordat zijn prijs te hoog is, dan zal hij zijn prijs verlagen om te zorgen dat hij geen voorraad overhoud.

Slide 15 - Tekstslide

Consumeren vs. investeren
  • Consumeren is het kopen van goederen en/of diensten door gezinnen om in hun behoeften te voorzien.
  • Investeren is het kopen van goederen en/of diensten die worden ingezet bij het productieproces door bedrijven.

Slide 16 - Tekstslide

Consumeren vs. investeren
Is er in de volgende situaties sprake van consumeren of investeren?
  • Een bakker koopt een nieuwe oven om meer brood te kunnen bakken.
  • Een gezin koopt een nieuwe televisie voor in de woonkamer.
  • Een boer koopt meststoffen om de oogstproductie te verbeteren.
  • Een student koopt een studieboek om te gebruiken tijdens zijn opleiding.
  • Een bedrijf huurt een extra vrachtwagen om producten sneller te leveren.

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken!
Wat? 6.8 t/m 6.14 (blz. 78)
Hoe? Zelfstandig & in stilte
Hulp? Vraag het aan de docent!
Tijd? Tot 5 minuten voor het einde van de les.
Klaar? Nakijken! (antwoordboekje staat online)

Slide 18 - Tekstslide

Twee beweringen over consumeren/investeren.
I. De aanschaf van een brommer door postbezorgondernemer 'de Hoon' is een investering.
II. De aanschaf van een computer door Rik voor zijn studie is consumptie. Welke bewering(en) is/zijn juist?
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 19 - Quizvraag

Bij een hogere prijs dan de evenwichtsprijs ontstaat er een ...
A
Aanbodoverschot
B
Vraagoverschot

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid?
A
€5 en 800 producten
B
€5 en 400 producten
C
€6 en 600 producten
D
€6 en 800 producten

Slide 21 - Quizvraag

Qv = -0,5P + 80 (P = in euro's)
Qa = P - 40 (Qv en Qa = x 1.000)
P(evenwicht= 80) Bereken de omzet die gemaakt wordt op de markt in het evenwicht!
A
€ 2200
B
€ 6400
C
€ 2800
D
€ 3200

Slide 22 - Quizvraag

Bereken de evenwichtsprijs en hoeveelheid
A
p=12 q = 80
B
p= 9,33 q= 266,6
C
p = 4 q= 160
D
p= 28 q = 640

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?

Slide 25 - Tekstslide