1.2 Inleiding en slot

1.2 lezen
Les 1
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.2 lezen
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
De inleiding van een tekst heeft twee functies: de lezer nieuwsgierig maken en het onderwerp introduceren
De inleiding kan uit één of twee alinea's bestaan, soms zelfs meer.

Aan het begin van de inleiding probeert de schrijver de lezer nieuwsgierig te maken met een of meer aandachtstrekkers.

Slide 2 - Tekstslide

Welke aandachtstrekker past bij de inleiding?

Actualiteit
Iets uit de geschie-
denis
Voorbeeld 
Persoonlijk belang
Aanleiding
Cijfers rondom een probleem
Antwoord

Slide 3 - Sleepvraag

Welke aandachtstrekker past bij de inleiding?

Actualiteit
Iets uit de geschie-
denis
Voorbeeld 
Persoonlijk belang
Aanleiding
Cijfers rondom een probleem
Antwoord

Slide 4 - Sleepvraag

Welke aandachtstrekker past bij de inleiding?

Actualiteit
Iets uit de geschie-
denis
Voorbeeld 
Persoonlijk belang
Aanleiding
Cijfers rondom een probleem
Antwoord

Slide 5 - Sleepvraag

Welke aandachtstrekker past bij de inleiding?

Actualiteit
Iets uit de geschie-
denis
Voorbeeld 
Persoonlijk belang
Aanleiding
Cijfers rondom een probleem
Antwoord

Slide 6 - Sleepvraag

Welke aandachtstrekker past bij de inleiding?

Actualiteit
Iets uit de geschie-
denis
Voorbeeld 
Persoonlijk belang
Aanleiding
Cijfers rondom een probleem
Antwoord

Slide 7 - Sleepvraag

Welke aandachtstrekker past bij de inleiding?

Actualiteit
Iets uit de geschie-
denis
Voorbeeld 
Persoonlijk belang
Aanleiding
Cijfers rondom een probleem
Antwoord

Slide 8 - Sleepvraag

Welke aandachtstrekker past bij de inleiding?

Actualiteit
Iets uit de geschie-
denis
Voorbeeld 
Persoonlijk belang
Aanleiding
Cijfers rondom een probleem
Antwoord

Slide 9 - Sleepvraag

Werkwoordspelling

Slide 10 - Tekstslide

Les 2

Slide 11 - Tekstslide

Welke twee doelen heeft
de functie van de inleiding volgens de theorie van 1.2?

Slide 12 - Woordweb

Welke zes manieren zijn er om de lezer nieuwsgierig (inleiding)?

Slide 13 - Woordweb

Inleiding starten
  • Iets uit de actualiteit
  • Iets uit de geschiedenis
  • Een voorbeeld, zoals een anekdote of een eigen ervaring
  • iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is
  • de aanleiding voor het schrijven van de tekst
  • cijfers rondom een probleem

Slide 14 - Tekstslide

De komende inleidingen komen uit het nieuws van gisteren.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld, deze tekst gaat namelijk niet over één kind. De tekst gaat over leerlingen die niet mee kunnen komen in het onderwijs in Nederland. In het middenstuk volgen dan argumenten en uitleg over hoe het onderwijs in Nederland is opgebouwd/niet werkt voor iedereen.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Aanleiding, omdat de uitwerking van de nieuwe kinderopvang-toeslag voor extra geld kan zorgen. Het middenstuk is een uitleg over wat er gaat gebeuren.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Persoonlijk belang. De schrijver is een bedrijf dat met deze reclame meer winst wil behalen.
Het tekstdoel is vaak overhalen/ activeren.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Aanleiding om het artikel te schrijven.
Er zal eerder een artikel zijn geweest over het ongeluk waarbij in de inleiding wordt verteld wat er in grote lijnen is gebeurd. Er staat in deze inleiding ook al een reactie van de politie. Er is dus al best veel informatie bekend en is dus niet meer 'actueel'.

Slide 23 - Tekstslide

Na de aandachtstrekker in de inleiding, komt een..
- Hoofdvraag 
In het middenstuk komt het antwoord op de hoofdvraag.
- Standpunt 
Dit is de mening van de schrijver. In het middenstuk komen de argumentatie en uitleg. Te herkennen aan woorden zoals: naar mijn mening, ik vind, ik zou graag willen dat..
- Probleemstelling 
Het probleem wordt vastgesteld en eventuele gevolgen hierbij. In het middenstuk komen de argumentatie en uitleg.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Aanleiding gevolgd door een hoofdvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Actualiteit gevolgd door een probleem-stelling.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld gevolgd door een standpunt.

Slide 30 - Tekstslide

Slot
Ook het slot van een tekst kan uit één of meer alinea’s bestaan. 

Daarin formuleert de schrijver vaak de hoofdgedachte van de tekst: het antwoord op de hoofdvraag, een herhaling van het standpunt of de oplossing voor het probleem.

Slide 31 - Tekstslide

Slot
Vaak is de hoofdgedachte een conclusie of een samenvatting
Die kan de schrijver aanvullen met een aanbeveling (advies) of een toekomstverwachting
Hij gebruikt daarbij signaalwoorden die wijzen op die functies, zoals daarom, kortom, al met al en dus. 
Soms sluit de schrijver in het slot aan bij de inleiding, zodat de tekst mooi ‘rond’ is.

Slide 32 - Tekstslide

Even herhalen. Welke vier leesstrategieën
zijn er?

Slide 33 - Woordweb

1. Oriënterend lezen
 Doel: het onderwerp van de tekst bepalen.
 Wat doe jij? Bekijk de voorkeursplaatsen: titel, eerste alinea, tussenkopjes, illustraties en opvallende woorden.

Slide 34 - Tekstslide

2. Globaal lezen

 Doel: de belangrijkste informatie per alinea vinden.
 Wat doe jij? Lees de eerste zin én de laatste zin van elke alinea. In die zinnen staat bijna altijd de kern van de alinea beschreven.

Slide 35 - Tekstslide

3. Intensief lezen

Doel: de tekst helemaal begrijpen en de toon van de schrijver lezen: grappig, cynisch, serieus.
 Wat doe jij? Lees de tekst helemaal om Erachter te komen waar de tekst precies over gaat.

Slide 36 - Tekstslide

4. Zoekend lezen

Doel: je wil een antwoord op een vraag krijgen, zoals ‘wat bedoelt de schrijver met de zin … in alinea 2?’
 Wat doe jij? Lees alleen de alinea die in de vraag staat aangegeven of zoek het antwoord met het juiste deelonderwerp.

Slide 37 - Tekstslide

Tekst 1 lezen
Markeer de onderdelen die passen bij oriënterend lezen.

Slide 38 - Tekstslide

Tekst 1 lezen
Markeer de onderdelen die passen bij globaal lezen.

Schrijf de deelonderwerpen op.

Slide 39 - Tekstslide

Opdracht 4 maken

Slide 40 - Tekstslide

Werkwoordspelling

Slide 41 - Tekstslide