13.2 Gaswisseling

H13 Gaswisseling en uitscheiding
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H13 Gaswisseling en uitscheiding

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
- 13.2 Gaswisseling dl1: leerdoelen 5 en 6
- Opdrachten
- 13.2 Gaswisseling dl2: leerdoelen 7 en 8

Slide 2 - Tekstslide

13.2 Leerdoelen + begrippen
5. Je legt uit hoe de gaswisseling in de longblaasjes plaatsvindt. 
6. Je herkent de factoren die van invloed zijn op de gaswisselingssnelheid
7. Je beschrijft hoe het ademcentrum de ademhaling regelt
8. Je legt uit hoe astma en COPD de gaswisseling beïnvloeden. 

longblaasjes, diffusie, gaswisseling, O2-concentratie/druk, CO2-concentratie/druk, dode ruimte, ademcentrum, chemische receptoren

Slide 3 - Tekstslide

Bouw longblaasjes/ alveoli
BINAS 83A

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Gaswisseling - diffusie
De gaswisseling vind plaatst door diffusie.
Kost geen energie - door verschil in concentratie.
BINAS 83A

Slide 6 - Tekstslide

Optimale Gaswisseling
BINAS 83A
Door een kleine diffusieafstand verloopt de diffusie snel.

Slide 7 - Tekstslide

Optimale Gaswisseling
BINAS 83A
De snelheid van diffusie is snel door
groot concentratieverschil:

- continue luchtverversing in longblaasjes door longventilatie 

- Bloedstroom langs de longblaasjes voert steeds nieuw O2-arm bloed aan.

Slide 8 - Tekstslide

Optimale gaswisseling
BINAS 83A
De snelheid van diffusie is snel door
Groot diffusie oppervlak (longblaasjes 70-80 m2)

Slide 9 - Tekstslide

Gaswisseling gaat langzamer als het oppervlak
A
toeneemt
B
afneemt

Slide 10 - Quizvraag

Gaswisseling gaat langzamer als de diffusieafstand
A
toeneemt
B
afneemt

Slide 11 - Quizvraag

Gaswisseling gaat langzamer als de longventilatie
A
toeneemt
B
afneemt

Slide 12 - Quizvraag

Noem de delen van de luchtwegen die samen de 'dode ruimte' vormen

Slide 13 - Open vraag

Een snorkel verbindt de mond via een pijp met de buitenlucht. Waardoor is met een snorkel de gaswisseling in de longen moeizamer?
A
De bloedstroom vertraagt onder water
B
De diffusieafstand is vergroot
C
De dode ruimte is groter
D
Er is een kleiner diffusieoppervlak

Slide 14 - Quizvraag

Opdrachten
- Maken 13.2 opdr. bij leerdoelen 5 en 6
- Vragen over 13.1?

Klaar?
Lezen 13.2 Gecontroleerd ademen, Astma en COPD 


timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

13.2 Leerdoelen + begrippen
5. Je legt uit hoe de gaswisseling in de longblaasjes plaatsvindt. 
6. Je herkent de factoren die van invloed zijn op de gaswisselingssnelheid
7. Je beschrijft hoe het ademcentrum de ademhaling regelt
8. Je legt uit hoe astma en COPD de gaswisseling beïnvloeden. 

longblaasjes, diffusie, gaswisseling, O2-concentratie/druk, CO2-concentratie/druk, dode ruimte, ademcentrum, chemische receptoren

Slide 16 - Tekstslide

Gaswisseling bij aandoeningen
Astma: spiertjes rond de luchtwegen trekken samen. Luchtweg-ontsteking, slijmophoping: minder lucht bij de longblaasjes. Opgewekt door prikkelende stoffen. Niet continu.
COPD: verzamelnaam voor de ziekten longemfyseem en chronische bronchitis. Vaak veroorzaakt door roken.
Longemfyseem: kapotte longblaasjes en dichtgeklapte bronchiolen -> kleiner longoppervlak




                     


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Welke factor verandert bij astma?
A
Diffusieoppervlak
B
Diffusieafstand
C
Concentratieverschil

Slide 19 - Quizvraag

Hoe werken medicijnen tegen astma?
A
maken bacteriën dood
B
remmen de ontstekingen
C
verslappen de spiertjes om de luchtwegen
D
vergroten de longblaasjes

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Welke factor verandert wanneer longblaasjes stuk gaan bij longemfyseem?
A
Diffusieoppervlak
B
Diffusieafstand
C
Concentratieverschil

Slide 22 - Quizvraag

Ademprikkel
Het ademcentrum in hersenstam reageert op prikkels van het lichaam (chemoreceptoren in de wand aorta):

1. pH bloed: lage pH/ hoge zuurgraad: ademfrequentie en ademvolume moeten omhoog 

2. CO2-concentratie bloed: hoge CO2 concentratie: ademfrequentie en ademvolume moeten omhoog

Slide 23 - Tekstslide

Ademprikkel
3. Zeer lage O2-concentratie bloed: lage O2 concentratie: ademfrequentie en ademvolume moeten omhoog

4. Hormonen (zoals adrenaline) beïnvloeden ook je ademcentrum.

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
- Maken 13.2 leerdoelen 7 en 8: opdrachten en begrippen
- Slim stampen 13.2 (5 min)



Slide 25 - Tekstslide