uitleg boek + grammatica intro

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je nodig?
ipad
Handboek Nederlands (KERN)
schrift

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat verwacht jij te leren bij Nederlands?

Slide 4 - Woordweb

Waar ben jij goed in (blijf bij het vak Nederlansd)

Slide 5 - Woordweb

Wat verwacht je van mij als docent NL (niet als mentor)

Slide 6 - Woordweb

Formatief toetsen

Toetsen om inzicht te krijgen in je eigen kunnen
(Flex aan te raden, of heb je het niet nodig?)

SUPER belangrijk!
Voorbereiden op de toets voor een cijfer.
Summatief toetsen

Toetsen voor een cijfer

Belangrijk, want je kunt niet herkansen! 

Maar je wordt met de formatieve toetsen goed klaargestoomd!

Slide 7 - Tekstslide

Lesverdeling
les 1 (maandag) : instructieles

les 2 (woensdag) : werkles (grootste gedeelte van de les)

les 3 (donderdag) : aandacht voor actualiteit, literatuur en burgerschap

Slide 8 - Tekstslide

Eerste onderdeel:
Grammatica

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Persoonsvorm 
De persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord

Je kunt de persoonsvorm in een zin vinden door:
- de tijd van de zin te veranderen - PV verandert
- de zin in enkelvoud of meervoud te veranderen - PV verandert
- een vraagzin te maken (als het nog geen vraag is) - PV staat vooraan


Slide 11 - Tekstslide

Onderwerp
wie of wat + pv is het onderwerp

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin (dus OOK de pv hoort bij het werkwoordelijk gezegde)

Slide 13 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
wie of wat + gez + ow

Slide 14 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
kan niet zonder lijdend voorwerp!

aan wie of voor wie + gez + ow + lv

Slide 15 - Tekstslide

Even oefenen!

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin:
Voor mijn verjaardag krijg ik taart.
A
verjaardag
B
ik
C
taart
D
er zit geen meewerkend voorwerp in

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin:
Esther geeft Inge de brief.
A
esther
B
inge
C
de brief
D
er zit geen mw in

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Vandaag krijgen jullie onderwijs op afstand!
A
vandaag
B
krijgen
C
jullie
D
onderwijs

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:

De toets van maandag ging niet door.
A
de toets
B
maandag
C
ging
D
niet

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Ik ga vanavond voetbal kijken.
A
ga
B
voetbal
C
kijken
D
ik

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Ik ben in de zomervakantie jarig.
A
ik
B
ben
C
jarig

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin:
Vandaag krijgen jullie onderwijs op afstand!
A
vandaag
B
krijgen
C
jullie
D
onderwijs

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin:

De toets van maandag ging niet door.
A
de toets van maandag
B
maandag
C
ging
D
niet

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin:

Ik ga vanavond voetbal kijken.
A
ga
B
voetbal
C
kijken
D
ik

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin:

Ik ben in de zomervakantie jarig.
A
ik
B
ben
C
jarig

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Max heeft zijn schoolboeken gekaft.
A
Max
B
schoolboeken
C
zijn schoolboeken
D
heeft

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Netflix heeft nieuwe series uitgebracht.
A
heeft
B
series
C
Netflix
D
nieuwe series

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin:
De bakker geeft het brood aan mijn moeder.
A
de bakker
B
het brood
C
aan mijn moeder
D
moeder

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin:
Voor mijn verjaardag krijg ik taart.
A
verjaardag
B
ik
C
taart
D
er zit geen meewerkend voorwerp in

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin:
Esther geeft Inge de brief.
A
esther
B
inge
C
de brief
D
er zit geen mw in

Slide 31 - Quizvraag