2. Tijdsvolgorde = geeft de volgorde waarin gebeurtenissen plaatsvinden
Signaalwoorden:
eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte, enz.
Voorbeeld:
Voordat Carola haar haren laat knippen, ontbijt ze in 'Het Frietkot'. Daarna neemt ze meteen de bus.