Wk39 Taalverzorging les 1: de werkwoordsvormen en de persoonsvorm

Taalverzorging 1
De werkwoordsvormen en de persoonsvorm
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging 1
De werkwoordsvormen en de persoonsvorm

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Herhaling: werkwoordsvormen herkennen
  • Oefenen
  • Herhaling: de persoonsvorm
  • Oefenen
  • Lezen + werken aan fictieopdracht 
  • Afsluitende opdracht 

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordsvormen
Er zijn vijf werkwoordsvormen:
  1. persoonsvorm: verandert mee van tijd en staat in iedere zin
  2. voltooid deelwoord: ge-, be-, ver-, vaak in combinatie met een vorm van zijn, hebben of worden.
  3. onvoltooid deelwoord: jankend, lachend, mekkerend (-end)
  4. infinitief: het hele werkwoord 
  5. bijvoeglijk naamwoord: afgeleid van een voltooid deelwoord en er moet een zelfstandig naamwoord achter staan

Het verlaten terrein wordt volgende week leeggemaakt. 

Slide 3 - Tekstslide

Ik kan de verschillende werkwoordsvormen van elkaar onderscheiden
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

    Plaats de werkwoordsvorm in de goede kolom.
infinitief

voltooid deelwoord
glimmen

draaien
gedacht
vragen
gewezen
gefloten
worden
voorspeld
voorspelt
draait

Slide 5 - Sleepvraag

De persoonvorm vinden
  • Tijdproef
  • Getalproef
  • Vraagzin maken

Samengestelde zinnen: zinnen met meerdere persoonsvormen
Ik kan me niet voorstellen dat je haar niet begrijpt. 
Ze had het naar haar zin in Helmond, maar ze is toch verhuisd.
Ze had het naar haar zin in Helmond, maar ze verhuist naar Weert. 

Slide 6 - Tekstslide

Nakijken
Inf
pvtt (hij-vorm)
pvvt (hij-vorm)
vtdw
douchen
doucht
douchte
gedoucht
feesten
feest
feestte
gefeest
beloven
belooft
beloofde
beloofd

Slide 7 - Tekstslide

De persoonvorm vinden
  1. Tijdproef
  2. Getalproef
  3. Vraagzin maken
Samengestelde zinnen: zinnen met meerdere persoonsvormen
Ik kan me niet voorstellen | dat je haar niet begrijpt
Ze had het naar haar zin in Helmond | , maar ze is toch verhuisd.
Ze had het naar haar zin in Helmond |, maar ze verhuist naar Weert. 

Welke proef werkt het beste bij de bovenstaande zinnen?

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen
Inf
pvtt (hij-vorm)
pvvt (hij-vorm)
vtdw
douchen
feesten
beloven

Slide 9 - Tekstslide

De persoonvorm vinden
  1. Tijdproef
  2. Getalproef
  3. Vraagzin maken
Samengestelde zinnen: zinnen met meerdere persoonsvormen
Ik kon me niet voorstellen | dat je haar niet begreep
Ze heeft het naar haar zin in Helmond | , maar ze was toch verhuisd.
Ze heeft het naar haar zin in Helmond |, maar ze verhuisde naar Weert. 

Slide 10 - Tekstslide

Het (worden) tijd dat je het onderdeel werkwoordspelling (beheersen). Hopelijk
(worden) je er door deze les erg goed in!
timer
1:00
A
word, beheersd, wordt
B
word, beheerst, wordt
C
wordt, beheerst, word
D
wordt, beheersd, wordt

Slide 11 - Quizvraag

Het wordt tijd dat je het onderdeel werkwoordspelling gaat beheersen.

Wat is de persoonsvorm van deze in?
timer
1:00
A
wordt
B
gaat
C
beheersen
D
Deze zin heeft geen persoonsvorm

Slide 12 - Quizvraag

Persoonsvorm: tegenwoordige tijd
Iedere zin bevat minimaal een persoonsvorm.
  • Jij/hij/zij/het --> ik-vorm + t: braadt/rent/sjanst
  • word je (jij) herkend?    -   wordt je (jouw) broer herkend?
  • Gebiedende wijs --> ik-vorm: Laad de auto in! 

-> Let op:  een werkwoord kan nooit eindigen op -dt als er geen -d in het werkwoord zit. behandeldt/beweerdt/raadt

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoorden waarvan de ik-vorm eindigt op een -d

Slide 14 - Woordweb

Ik kan de persoonsvorm vinden in een zin
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Oefenen
  • Maken: opdracht 4
--> Deze opdracht kijken we over 8 minuten samen na

  • Klaar?: lezen
timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
  • Lezen + werken aan fictieopdracht 1
  • Let op: het is van belang dat je het boek                                                                      af- of aanraadt. Zorg dus voor drie positieve                                                              of drie negatieve beoordelingswoorden.

Slide 17 - Tekstslide

Boekbeoordeling
  1. Wat vind je goed aan deze boekbeoordeling?
  2. Wat vind je minder goed aan deze boekbeoordeling?

Slide 18 - Tekstslide

Welk argument is het sterkst? Naar mijn mening is dit verhaal erg treurig, want...
A
Ik werd er erg verdrietig van.
B
Er gebeurden verdrietige dingen, zoals het overlijden van Jans.
C
Soms kwamen er treurige situaties in voor.
D
Er kwamen veel gevechten in voor.

Slide 19 - Quizvraag