*Werkwoordspelling H1, 3, 4, 5 en 6 Havo 2

HAVO 2

WERKWOORDSPELLING
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 9 videos.

Onderdelen in deze les

HAVO 2

WERKWOORDSPELLING

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordspelling H1, 3, 4, 5 en 6

- Gebiedende wijs

- Lastige werkwoordsvormen (-d of -dt)

- Meer lastige werkwoordsvormen

- Pv in samengestelde zinnen

- Pvtt of vd?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de lessenserie kun je werkwoorden foutloos vervoegen.

Slide 3 - Tekstslide

H1: Gebiedende wijs

In zinnen met een gebiedende wijs geef je een bevel. In deze zinnen zit geen onderwerp. Je weet niet precies wie het zegt of doet. De gebiedende wijs schrijf je als de ik-vorm van het werkwoord.

Voorbeeld:

Ruim je kamer op!

Geef dat boek terug!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Anderhalf (vanaf 2:40)
- Wat zijn de vormen van gebiedende wijs die in Anderhalf zitten? 
-antwoorden via chat-

Slide 7 - Tekstslide

H3: Lastige werkwoordsvormen: -d of -dt

Bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pvtt) hoor je vaak niet of je het werkwoord met een -d of met -dt schrijft. Het klinkt immers hetzelfde. De regel is als volgt:

Bij ik of jij achter het ww schrijf je alleen de stam

Bij jij voor het ww en hij, zij, u en het schrijf je stam + t:

Ik raad - hij raadt

vind jij - zij vindt


Tip: Vul het werkwoord 'lopen' in op de plaats van het oorspronkelijke ww en je hoort of je een -t moet schrijven.

Slide 8 - Tekstslide

Vervoeging werkwoord lopen
ik loop
jij loopt
hij loopt
wij lopen
jullie lopen
zij lopen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Dus: let op!
gebruik -d: 
-> als onderwerp 'ik' is: ik laad mijn laptop op.
-> als jij/ je achter de persoonsvorm staat: 
Laad jij mijn laptop op?

gebruik -dt: in alle andere gevallen 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

de fout is natuurlijk geen fout

Het moet zijn vind je

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

H4: Werkwoordsvormen -de(n), -dde(n), te(n), -tte(n)

Sommige werkwoorden kun je op verschillende manieren schrijven, maar ze klinken dan wel hetzelfde.

Wachten - wachtten

verbranden - verbrandden

Welke vorm je nodig hebt, heeft te maken met de werkwoordsvorm. Het kan pvtt, pvvt of infinitief (hele werkwoord) zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
Enkelvoud schrijf je met -dde / -tte
Meervoud schrijf je met -dden/ -tten

Hoe laat landde je op Schiphol gisteren?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Infinitief
Het hele werkwoord


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Let op!
Van een voltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. 

Eindigt het voltooid deelwoord op -d of -t?
Schrijf het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk.

Testen -> getest -> Het uitvoerig geteste vuurwerk.

Soms voor uitspraak wel -dde of -tte:
De geredde vluchteling.

Slide 20 - Tekstslide

H5: Persoonsvorm in de samengestelde zin

Als een zin uit meerdere zinnen bestaat, dan heeft de zin ook meerdere persoonsvormen. Om erachter te komen welke persoonsvormen er in de zin zitten, zet je de zin in een andere tijd.

Voorbeeld:

De gemeenteraad heeft/had besloten dat de school opgeheven wordt/werd als het leerlingenaantal nog verder zal/zou teruglopen.

Deze zin bevat 3 persoonsvormen --> heeft, wordt en zal. Deze werkwoorden veranderen als je ze in een andere tijd zet.

Slide 21 - Tekstslide

Dus
Door de zin van tijd te veranderen kun je achterhalen of een zin:
-enkelvoudig is (1 persoonvorm)
- of samengesteld (meerdere persoonsvormen).

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

H6: Pvtt of voltooid deelwoord?

Soms klinken de werkwoorden in de pvtt en het voltooid deelwoord hetzelfde. Toch schrijf je ze anders.

Voorbeeld:

Gelooft - geloofd

verwijdert - verwijderd

Kijk dus goed met welke werkwoordsvorm je te maken hebt.

Slide 24 - Tekstslide

Hoe spel je de pv 2e en 3e persoon enkelvoud en het voltooid deelwoord correct ? 

Slide 25 - Tekstslide

stap 1
Zet de zin in een andere tijd.

Een persoonsvorm verandert,
 een voltooid deelwoord niet

Slide 26 - Tekstslide

Stap 2
Bepaal de juiste spelwijze:

- Bij pvtt 2e en 3e persoon enkelvoud -> ik-vorm + t 
! tenzij jij/jij achter de pv staat
- gebruik pvvt om de laatste letter van het voltooid deelwoord te bepalen:
betalen -> betaalde -> Heb jij deze rekening al betaald? 

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht


Maak de werkwoordspelling van H6.



Slide 28 - Tekstslide

Het onvoltooid deelwoord
Gebruik je om aan te geven dat je iets aan het doen bent, terwijl je ook iets anders aan het toen bent. 

Herken je aan de vorm:
hele werkwoord + d / hele werkwoord + de (minder voorkomend)

Voorbeeld:  Huilend rende ze de klas uit.



Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Extra oefenen
Via de volgende slide kom je op een pagina waar je extra kunt oefenen. Kijk voor jezelf waar je extra mee wil oefenen.

Oefenen vandaag (11-05) met: Oefening spelling alle werkwoordsvormen door elkaar (niveau brugklas havo/vwo – 2 havo/vwo, 2F) -> je komt hier door op de volgende slide te klikken, en dan naar deze titel te zoeken.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link