cursus

cursus
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

cursus

Slide 1 - Tekstslide

* Zeg/schrijf niet wat je niet wil zien...
Gebruik het woord NIET niet...
* taal van de jeugd...

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Beloon op
> inzet en hard werken en niet op intelligentie!!!!

Slide 4 - Tekstslide

Regels
Leerlingen in de pubertijd vinden het heel lastig als er verschil tussen leerlingen wordt gemaakt, of als de regels niet transparant zijn. Nu zijn mensen wat ingewikkelder dan aapjes, maar welke docent kent niet het fenomeen dat één uitzondering in de klas direct leidt tot heftige discssies? Oneerlijke behandeling doet iets met ons gevoel van veiligheid en zoals we eerder in deze cursus leerden is veiligheid een voorwaarde voor leren. Aan het einde van de pubertijd leren leerlingen teeds beter omgaan met ongelijkheid. Tot die tijd is het handig om als docent heel eerlijk en transparant te zijn over de regels in de klas.

Slide 5 - Tekstslide

Neuronen gaan vuren als ze via de zintuigen – horen, zien, voelen, proeven en ruiken – informatie binnenkrijgen. Zo leggen ze de eerste verbinding.

Welk zintuig is het meest dominant?
ZIEN

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Het episodisch geheugen
Dit pad is gemakkelijk toegankelijk en verbindt informatie aan een locatie. Het werkt als een back-up en belast het werkgeheugen niet. Via een zintuiglijke prikkel, een foto, een vraag – wat deed je toen, waar was je op vakantie? – krijgen we toegang tot dit geheugen. Daar hoeven we geen inspanning voor te leveren.

Slide 10 - Tekstslide

Het semantisch geheugen: het pad van de meeste weerstand
De hippocampus speelt een cruciale rol om toegang te krijgen tot het semantisch geheugen, het geheugen dat we kennen van het traditionele onderwijs: rijtjes in je hoofd stampen, lezen en herhalen. Het bevat namen, feiten, getallen en tekstuele informatie. Jammer genoeg gaat deze manier van opslaan in het geheugen ook het moeizaamst. Het is het zwakste geheugenpad.

Slide 11 - Tekstslide

Het procedureel geheugen
In het procedureel geheugen vinden processen plaats die we met ons lichaam verrichten en herinneren. We noemen dit daarom ook wel het ‘spiergeheugen’. Deze kennis is vaak impliciet en daardoor moeilijker over te dragen. Om procedurele kennis op te slaan hebben we veel herhalingen nodig. Een mooi voorbeeld van hoe we het procedureel geheugen gebruiken, is als we onze sleutels kwijt zijn

Slide 12 - Tekstslide

Het automatisch geheugen
Het automatisch geheugen is een geconditioneerde geheugenrespons. Bepaalde stimuli roepen automatisch in het geheugen opgeslagen informatie op. De automatische geheugenpaden zitten in het cerebellum. In het automatische geheugen zijn bijvoorbeeld de tafels van vermenigvuldiging, het alfabet en je vermogen tot technisch lezen opgeslagen.

Slide 13 - Tekstslide

Het emotioneel geheugen
Het pad van het emotioneel geheugen loopt via de amygdala. Het emotionele geheugen verdringt alle andere soorten geheugen, want het brein geeft altijd voorrang aan emoties en kan op die manier een stressreactie of een crisis veroorzaken.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

12 stappenplan
1. Denk eerst na over welk gedrag minder moet worden. Schrijf het op. Maak een lijstje van ongewenst gedrag.
2. Bedenk het positieve tegendeel van elk ongewenst gedrag. En schrijf dit op naast het ongewenste gedrag.
3. Denk ook na over welk gedrag je vaker wilt zien. En welk nieuw gedrag de leerling moet leren. Zet ook dat op het lijstje. Zoek nu voor elk gedrag uit welke aanpak je kunt gebruiken.
4. Voor gedrag dat je vaker wilt zien, en voor nieuw gedrag dat de leerling moet leren, geef je een positieve opdracht.
5. Voor gedrag dat minder moet worden, bedenk je het positieve tegendeel. Geef dat als positieve opdracht.
6. Heeft de leerling het gedrag laten zien dat je wil? Geef de leerling een compliment of beloon hem.
7. Heeft de leerling een milde vorm van ongewenst gedrag laten zien, reageer dan niet.
8. Heeft de leerling een milde vorm van ongewenst gedrag laten zien dat meteen moet ophouden, geef een berisping.
9. Lukt het niet om ongewenst gedrag te verminderen? En heb je punt 5, 6, 7 en punt 8 geprobeerd? Gebruik dan een beloningskaart.
10. Lukt het niet om gewenst gedrag te laten toenemen en om nieuw gedrag aan te leren? En heb je punt 4 en punt 6 allebei geprobeerd? Gebruik dan een beloningskaart.
11. Voor ernstige vormen van ongewenst gedrag, gebruik je time-out.
12. Voor ernstige vormen van ongewenst gedrag kun je een logische straf geven, zoals het ontnemen van een privilege. Of je kunt een taak geven. Wees hier zuinig mee.

Slide 18 - Tekstslide