Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Blok 4.3 B & C Spelling 1BK
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
1 / 44
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
In deze les zitten
44 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Slide 1 - Tekstslide
Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
Uitleg over werkwoorden in de tegenwoordige tijd
hele werkwoord
ik-vorm
hij-vorm
(jij, u hij, zij, het
)
wij-vorm
wij, jullie, zij)
jij of je achter persoonsvorm
wat schrijf je?
hele ww -en
ik-vorm +t
hele ww
ik-vorm
koken
ik kook
jij kookt
wij koken
kook jij
schrijven
ik schrijf
u schrijft
jullie schrijven
schrijf jij
timmeren
ik timmer
zij timmert
zij timmeren
timmer jij
Slide 2 - Tekstslide
Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
lastige werkwoorden 1
hele werkwoord
ik-vorm
hij-vorm
(jij, u hij, zij, het
)
wij-vorm
wij, jullie, zij)
wat schrijf je?
hele ww -en
ik-vorm +t
hele ww
vinden
ik vind
jij vindt
wij vinden
worden
ik word
u wordt
jullie worden
voeden
ik voed
zij voedt
zij voeden
Bij werkwoorden waarbij de ik-vorm eindigt op een -d, schrijf je bij de hij-vorm gewoon +t.
Kijk naar het voorbeeld
Slide 3 - Tekstslide
Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
lastige werkwoorden 2
hele werkwoord
ik-vorm
hij-vorm
(jij, u hij, zij, het
)
wij-vorm
wij, jullie, zij)
wat schrijf je?
hele ww -en
hele ww
schieten
ik schiet
jij schiet
wij schieten
slachten
ik slacht
u slacht
jullie slachten
zetten
ik zet
zij zet
zij zetten
Als de ik-vorm eindigt op een 't', komt er bij de hij-vorm geen +t
Kijk naar het voorbeeld
Slide 4 - Tekstslide
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De kat _______ (verharen) ontzettend in de lente.
Slide 5 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Jij _______ (liggen) graag aan het strand in de zomer.
Slide 6 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De docent _______ (beantwoorden) de vraag.
Slide 7 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Dat meisje _______ (kaarten) als de beste!
Slide 8 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De kat van de buren _______ (schijten) altijd in onze tuin.
Slide 9 - Open vraag
Lastige werkwoorden z->s, v->f
Sommige medeklinkers worden niet gebruikt aan het eind van een woord. De
laatste letter van de stam
verandert dan.
Stam die eindigt op -z of -v
stam eindigt op -z → ik-vorm op -s
stam eindigt op -v → ik-vorm op -f
Slide 10 - Tekstslide
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Freek ________ (reizen) de hele wereld over.
Slide 11 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Johan ________ (blijven) met dit rapport vast zitten!
Slide 12 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Waarom _______ (verven) jij de schutting in een andere kleur?
Slide 13 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De docent _______ (geloven) die smoes echt niet.
Slide 14 - Open vraag
Zelfstandig werken
In LearnBeat 4.3 B en C maken
Slide 15 - Tekstslide
Lastige werkwoorden z->s, v->f
Sommige medeklinkers worden niet gebruikt aan het eind van een woord. De
laatste letter van de stam
verandert dan.
Stam die eindigt op -z of -v
stam eindigt op -z → ik-vorm op -s
stam eindigt op -v → ik-vorm op -f
Slide 16 - Tekstslide
Voorbeelden van lastige werkwoorden z->s, v->f
hele werkwoord
stam
(hele ww - en)
ik-vom
(z->s v->f)
hij-vorm
(ik vorm +t)
verhuizen
verhuiz
ik verhuis
hij verhuist
lezen
lez
ik lees
hij leest
durven
durv
ik durf
hij durft
beloven
belov
ik beloof
hij belooft
Slide 17 - Tekstslide
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De schilder _______ (verven) de muur.
Slide 18 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Zij _________ (niezen) veel door de hooikoorts..
Slide 19 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Hij ________ (blijven) maar vragen om meer geld.
Slide 20 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Het meisje _______ (kussen) haar vriendje.
Slide 21 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
In het casino ________ (bluffen) ik nooit.
Slide 22 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Hij ________ (geloven) dat echt niet meer!
Slide 23 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De twee vrouwen _________ (wijzen) mij de weg,
Slide 24 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De hele stad ________ (beven) door de aardbeving.
Slide 25 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Ik _______ (reizen) graag alleen.
Slide 26 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Hij ___________ (prijzen) de artikelen in de winkel.
Slide 27 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De juffrouw _________ (breken) haar potlood.
Slide 28 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De auteur _______ (lezen) voor uit zijn eigen boek.
Slide 29 - Open vraag
Schrijf de 2 ontbrekende woorden op.
Luister eerst goed naar de zin.
De _________ schreeuwde in de ochtend zijn keel ________
Slide 30 - Open vraag
au of ou?
Bij de letters 'au' en 'ou' hoor je dezelfde klank.
Er is geen regel wanneer je 'au' of 'ou' schrijft.
Deze woorden moet je dus goed uit je hoofd leren.
Bijvoorbeeld:
gauw, auto, blauw, pauw, rauw (bv. niet gebakken)
lou, stout, kabouter, zout, rouw (verdrietig)
Slide 31 - Tekstslide
Even oefenen
Slide 32 - Tekstslide
Schrijf de 2 ontbrekende woorden op.
Luister eerst goed naar de zin.
De ___________ was helaas nog helemaal ________
Slide 33 - Open vraag
Schrijf de 2 ontbrekende woorden op.
Luister eerst goed naar de zin.
Wil jij die _____ theedoek __________?
Slide 34 - Open vraag
Schrijf de 2 ontbrekende woorden op.
Luister eerst goed naar de zin.
Help mij _______ even mee met _______ .
Slide 35 - Open vraag
Schrijf de 2 ontbrekende woorden op.
Luister eerst goed naar de zin.
Ik ____________ wel eens per ongeluk naar ______.
Slide 36 - Open vraag
Schrijf de 2 ontbrekende woorden op.
Luister eerst goed naar de zin.
De ____________ maakte het _________ stevig vast.
Slide 37 - Open vraag
Even oefenen
Maken 4.3 C en D
Numo
Slide 38 - Tekstslide
Schrijf de 2 ontbrekende woorden op.
Luister eerst goed naar de zin.
Met zijn ___________ kan een kat zich goed _____________vasthouden.
Slide 39 - Open vraag
Schrijf de 2 ontbrekende woorden op.
Luister eerst goed naar de zin.
Als je in de ____________ bent, draag je vaak _____________kleren.
Slide 40 - Open vraag
Schrijf de 2 ontbrekende woorden op.
Luister eerst goed naar de zin.
‘Ik lust geen _________ soep', zie deftige ____________’.
Slide 41 - Open vraag
Schrijf de 2 ontbrekende woorden op.
Luister eerst goed naar de zin.
De ____________ zonnestralen schijnen op de ___________ .
Slide 42 - Open vraag
Schrijf de 2 ontbrekende woorden op.
Luister eerst goed naar de zin.
Toen je uitschoot met de ___________ , riep ik keihard: ‘____!
Slide 43 - Open vraag
Lastige werkwoorden z->s, v->f
Sommige medeklinkers worden niet gebruikt aan het eind van een woord. De
laatste letter van de stam
verandert dan.
Stam die eindigt op -z of -v
stam eindigt op -z → ik-vorm op -s
stam eindigt op -v → ik-vorm op -f
Slide 44 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Blok 4.3 B & C Spelling 1BK
Maart 2021
- Les met
51 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Spelling persoonsvorm in de tt
Juni 2019
- Les met
36 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Spelling: korte en lange klank, pv tt
Januari 2018
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Les 27 tegenwoordige tijd en verleden tijd
September 2023
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-4
5/12 d, t en ik-vorm
December 2022
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
KERN paragraaf 29 Onregelmatige en Engelse werkwoorden
Maart 2022
- Les met
38 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling herhaling
Januari 2024
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Toetsstof PW Werkwoordspelling
Maart 2023
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, t
Leerjaar 1