les 11 en les 12 laatste teksten en toetsvoorbereiding 3hv

Welkom              3HV
Nederlands




Laatste les lezen voor de toetsvoorbereidingsles
De brug + H1 en H2




1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom              3HV
Nederlands




Laatste les lezen voor de toetsvoorbereidingsles
De brug + H1 en H2




Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
Tekststructuren

oefenen met leesteksten

Slide 2 - Tekstslide

Tekststructuren
Een vaste en logische opbouw van een tekst.

Welke tekststructuur had de tekst over de eigen celsleutel voor gevangenen ook alweer?

Slide 3 - Tekstslide

Tekststructuren
Een vaste en logische opbouw van een tekst.

Welke tekststructuur had de tekst over de eigen celsleutel voor gevangenen ook alweer? Voor- en nadelenstructuur

En welke tekststructuur had de folder over pesten op school, wet- en regelgeving?

Slide 4 - Tekstslide

Tekststructuren
Een vaste en logische opbouw van een tekst.

Welke tekststructuur had de tekst over de eigen celsleutel voor gevangenen ook alweer? Voor- en nadelenstructuur

En welke tekststructuur had de folder over pesten op school, wet- en regelgeving? Aspectenstructuur

Slide 5 - Tekstslide

Naar de volgende leestekst....
“Onze jeugd heeft tegenwoordig een sterke hang naar luxe, heeft slechte manieren, minachting voor het gezag en geen eerbied voor ouderen. Ze geven de voorkeur aan kletspraatjes in plaats van training… Jonge mensen staan niet meer op als een oudere de kamer binnenkomt. Zij spreken hun ouders tegen, houden niet hun mond in gezelschap, … en tiranniseren hun leraren.”

Slide 6 - Tekstslide

Socrates, 500 voor Christus
“Onze jeugd heeft tegenwoordig een sterke hang naar luxe, heeft slechte manieren, minachting voor het gezag en geen eerbied voor ouderen. Ze geven de voorkeur aan kletspraatjes in plaats van training… Jonge mensen staan niet meer op als een oudere de kamer binnenkomt. Zij spreken hun ouders tegen, houden niet hun mond in gezelschap, … en tiranniseren hun leraren.”

Slide 7 - Tekstslide

Tekststructuren
Lezen: tekst 3 blz. 16, 17 'Gek op gevaar'

Wat is het onderwerp?
Welke tekststructuur heeft deze tekst?



Slide 8 - Tekstslide

Tekststructuren
Lezen: tekst 3 blz. 16, 17 'Gek op gevaar'

Wat is het onderwerp? Pubergedrag
Welke tekststructuur heeft deze tekst? Verklaringsstructuur
Het verschijnsel is dat pubers (adolescenten) zo vaak dwars en onverantwoord gedrag vertonen. Aan de hand van kenmerken en voorbeelden wordt dit toegelicht. Daarna geeft de tekst de oorzaken en komt met verklaringen. De tekst eindigt met een samenvatting. 


Slide 9 - Tekstslide

Tekststructuren
Lezen: tekst 3 blz. 16, 17 'Gek op gevaar'

Wat is het onderwerp? Pubergedrag
Welke tekststructuur heeft deze tekst? Verklaringsstructuur

Huiswerk voor donderdag:
- Maak opdracht 2 blz. 15 verder af.
- Lees daarna tekst 4 en noteer van deze tekst: onderwerp en tekststructuur.   
Let op! volgende les (donderdag): herhaling/toetsvoorbereiding.                                                                                      vrijdag: toets
                                                dinsdag: eerste versie schrijfopdracht Flashback af.

Slide 10 - Tekstslide

Welkom              3HV
Nederlands




Toetsvoorbereiding Lezen
De brug + H1 en H2




Slide 11 - Tekstslide

Lesprogramma
- Terugblik tekststructuren
H1 en H2
- Oefening tekstverbanden en signaalwoorden
- HW nakijken
- Zelfs toets voorbereiden of aan je schrijfopdracht (Flashback)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Tekststructuren
Als er in een inleiding staat:

Ik vind dat alle Nederlanders het woord friet moeten gaan gebruiken, in plaats van patat.

Welke structuur kan je dan verwachten in deze tekst?

Slide 14 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
1. Argumentatiestructuur
Inleiding: standpunt (= mening)
Middenstuk: argumenten voor, argumenten tegen (+ weerlegging)
Slot: herhaling standpunt

Slide 15 - Tekstslide

Verklaringsstructuur
Inleiding: een verschijnsel (bijv. pratende papegaaien)
Middenstuk: voorbeelden/uitleg waarom dat zo is
Slot: samenvatting/conclusie

Boven de rivieren zeggen mensen patat, terwijl men onder de rivieren friet zegt (verschijnsel)

Slide 16 - Tekstslide

Probleem-oplossingstructuur
Probleem-oplossingsstructuur
Inleiding: het probleem
Middenstuk: waarom het een probleem is/oorzaken/oplossingen
Slot: de beste oplossing
We eten teveel friet, waardoor we te zwaar worden.

Slide 17 - Tekstslide

Verleden-heden(-toekomst)structuur
Verleden-heden(-toekomst)structuur
Inleiding: onderwerp introduceren (bijv. de televisie)
Middenstuk: het onderwerp vroeger; hoe het nu is
Slot: conclusie of vooruitblik naar later

De geschiedenis van de gefrituurde aardappel

Slide 18 - Tekstslide

Vraag-antwoordstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Inleiding: vraag of stelling (meestal aan het einde)
Middenstuk: antwoorden
Slot: samenvatting of conclusie

Waar kan je in Leerdam de lekkerste frietjes kopen?

Slide 19 - Tekstslide

Voor- en nadelenstructuur
Voor- en nadelenstructuur
Inleiding: vraag of standpunt (bijv. schoonmaakmiddel zonder bleek)
Middenstuk: voor- en nadelen
Slot: afweging/conclusie
Het gebruik van een airfryer.

Slide 20 - Tekstslide

Aspectenstructuur
Aspectenstructuur
Inleiding: onderwerp 
Middenstuk: aspecten (= kanten) van het onderwerp
Slot: samenvatting

De aardappelteelt in Nederland (handige machines, goede akkergrond, rooien, veilige verdelgingsmiddelen)

Slide 21 - Tekstslide

Tekststructuren
Nog niet helemaal zeker?

Kijk nog eens goed naar de teksten van de huiswerkopdrachten. Welke structuren hadden die en hoe kon je dat zien?

Slide 22 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
We gebruiken signaalwoorden, zodat teksten beter leesbaar worden. 
Doel-middel verband
Doel:  teksten die beter leesbaar worden
Middel: gebruik van signaalwoorden.

Slide 23 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden. Wat hoort bij wat?
  1. Chronologisch verband
  2. Concluderend verband
  3. Doel-middelverband
  4. Oorzakelijk verband
  5. Opsommend verband (vwo)
  6. Redengevend verband
  7. Samenvattend verband
  8. tegenstellend verband (vwo)
  9. toegevend verband (vwo)
  10. Toelichtend verband
  11. Vergelijkend verband 12. Voorwaardelijk (vwo)
a. dus, daarom, kortom, concluderend, etc.
b. als ... dan, tenzij, mits etc. 
c. bijvoorbeeld, zo, zoals etc.
d. (net) als, groter dan, zoals, etc.
e. vroeger, vervolgens, 1922 etc. 
f. opdat, zodat, door middel van etc.
g. kortom, samengevat, met andere woorden, etc. 
h. omdat, daarom, want, dankzij,  etc.
i. doordat, daardoor, dankzij, etc. 
j. ten eerste, ook, verder, bovendien, ook. etc.
k. maar, tegenover, toch, aan de ene kant, etc. 
l. ook al, weliswaar, desondanks, etc. 

Slide 24 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden. De antwoorden:
  1. Chronologisch verband E
  2. Concluderend verband A
  3. Doel-middelverband F
  4. Oorzakelijk verband I
  5. Opsommend verband (vwo) J
  6. Redengevend verband H
  7. Samenvattend verband G
  8. tegenstellend verband (vwo) K
  9. toegevend verband (vwo) L
  10. Toelichtend verband C
  11. Vergelijkend verband D 12. Voorwaardelijk (vwo) B
a. dus, daarom, kortom, concluderend, etc.
b. als ... dan, tenzij, mits etc.
c. bijvoorbeeld, zo, zoals etc.
d. (net) als, groter dan, zoals, etc.
e. vroeger, vervolgens, 1922 etc.
f. opdat, zodat, door middel van etc.
g. kortom, samengevat, met andere woorden, etc.
h. omdat, daarom, want, dankzij, etc.
i. doordat, daardoor, dankzij, etc.
j. ten eerste, ook, verder, bovendien, ook. etc.
k. maar, tegenover, toch, aan de ene kant, etc.
l. ook al, weliswaar, desondanks, etc. 

Slide 25 - Tekstslide

En nu?
Rust in het lokaal!
    (alleen fluisteren)

Je gaat:
Eerst je huiswerk nakijken
Daarna:
Je voorbereiden op de toets (vrijdag), of
Schrijven aan de schrijfopdracht (dinsdag eerste versie af)

Slide 26 - Tekstslide