Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Werkwoordspelling
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Digitale methode (kom je er niet in, laat dan je ouders mailen!)
Huiswerk bespreken (5 minuten)
Uitleg werkwoordspelling (20 minuten)
Zelf aan het werk: hw: 1-4 (15 minuten)
Afsluiting (5 minuten)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Je kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Met je buur maken
Opdracht 5, 6 en 7 (p. 39-40)
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Is het echt zo ingewikkeld?

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Meestal schrijf je wat je hoort.
Soms moet je oppassen. Bijvoorbeeld bij werkwoorden als onthouden, vinden, bereiden

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm

- Maak de zin vragend en de persoonsvorm komt vooraan

- Zet de zin in een andere tijd en de persoonsvorm verandert mee

- Verander de zin van meervoud/enkelvoud en de pv verandert mee

Slide 7 - Tekstslide

Hij loopt naar school.

Vragend; Loopt hij naar school?

Andere tijd: Hij liep naar school.

enkelvoud/meervoud; Wij lopen naar school.

Slide 8 - Tekstslide

ik-vorm + t


lopen


ik loop

hij/zij loopt

Slide 9 - Tekstslide

ik-vorm + t


vinden


ik vind

hij/zij vindt

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Vul een ander werkwoord in om te horen of het met een d of t is.

Voorbeeld: Ik word... moe

Ik loop moe.


Dus: Ik word opgehaald.

Slide 12 - Tekstslide

Hij (vinden) het hier niet leuk.

Hij loopt het hier niet leuk

->

Hij vindt het hier niet leuk.

Slide 13 - Tekstslide

Maak een zin met de persoonsvorm 'worden'.

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

dt
dt
dt
dt
d
d
d
d
d

Slide 19 - Tekstslide

De ballon (belanden) in de boom.

Slide 20 - Open vraag

Ik (vinden) er niets aan.

Slide 21 - Open vraag

De kip (broeden) al 2 weken.

Slide 22 - Open vraag

Ik (aanvaarden) jouw voorstel.

Slide 23 - Open vraag

Hij (aanvaarden) het niet.

Slide 24 - Open vraag

(Houden) jij ook van nasi?

Slide 25 - Open vraag

Hij (schelden) iemand uit.

Slide 26 - Open vraag

Ik (schelden) nooit iemand uit.

Slide 27 - Open vraag

(Aanvaarden) jij het ook?

Slide 28 - Open vraag

Hij ................ de vraag van de
docent weer niet!
A
beantwoord
B
beantwoorden
C
beantwoordt

Slide 29 - Quizvraag

Spelling van persoonsvorm
tegenwoordige tijd

Slide 30 - Woordweb