In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
- Maak de zin vragend en de persoonsvorm komt vooraan
- Zet de zin in een andere tijd en de persoonsvorm verandert mee
- Verander de zin van meervoud/enkelvoud en de pv verandert mee
Vragend; Loopt hij naar school?
Andere tijd: Hij liep naar school.
enkelvoud/meervoud; Wij lopen naar school.
ev: ik-vorm (+ t)
lopen
ik loop
hij/zij loopt
vinden
ik vind
hij/zij vindt
Vul een ander werkwoord in om te horen of het met een d of t is.
Voorbeeld: Ik word... moe
Ik loop moe.
Dus: Ik word opgehaald.
Hij loopt het hier niet leuk
->
Hij vindt het hier niet leuk.