In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Tussenletters
Hoe zit dat eigenlijk?
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
- Theorie over Grammatica §4.2 Tussenletters
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
-en-
Schrijf -en- in een samenstelling als het linkerwoord een zelfstandig naamwoord is met alleen een meervoud op -en: tomaat + soep = tomatensoep.
Als het linkerwoord al eindigt op -en, gebruik je geen extra -en-: havengebied, keukentafel.
Slide 4 - Tekstslide
Uitzonderingen (1)
Het linkerwoord heeft een meervoud op -en én -s: hoogtes en hoogten, dus: hoogtepunt
Het linkerwoord heeft geen meervoud: tarwebloem, roggebrood
Slide 5 - Tekstslide
Uitzonderingen (2)
Van het linkerwoord is er maar één: maneschijn, zonnebank.
Het linkerwoord is een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord: rodekool, verrekijker; jokkebrok, lachebek.
Het linkerwoord versterkt het rechterwoord: beresterk, apetrots.
In veel ouderwetse samenstellingen: bakkebaard, nachtegaal, schattebout.
Slide 6 - Tekstslide
rijst + pap
A
rijstepap
B
rijstenpap
Slide 7 - Quizvraag
boot + loods
A
bootloods
B
boteloods
C
botenloods
Slide 8 - Quizvraag
garage + box
A
garagebox
B
garagenbox
C
garagesbox
Slide 9 - Quizvraag
De stem van een meisje
A
meisjestem
B
meisjesstem
Slide 10 - Quizvraag
De zon die verduistert...
A
zonneverduistering
B
zonnenverduistering
C
zonsverduistering
Slide 11 - Quizvraag
De tekst van een wet
A
wettekst
B
wetstekst
C
wettentekst
Slide 12 - Quizvraag
-s-
Schrijf -s, als je die klank in vergelijkbare samenstellingen ook hoort: personeelsbeleid, dus ook personeelschef; stationsplein, dus ook Stationsstraat.
Gebruik bij twijfel een woordenboek of woordenlijst.