In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling (uit 2.5)
Slide 2 - Tekstslide
Waarvoor staan de letters G (G1 fase en G2 fase) en S in de celcyclus?
A
G = gezwel en S = synthese
B
G = groei en S = stimulatie
C
G = groei en S = synthese
D
G = gezellig en S = superleuk
Slide 3 - Quizvraag
Wat gebeurt er in de S-fase?
Slide 4 - Open vraag
Heeft een huidcel hetzelfde DNA als een spiercel?
A
ja
B
nee
Slide 5 - Quizvraag
Specialisatie van cellen houdt in, dat cellen...
A
hun DNA veranderen
B
een speciale functie krijgen
C
gaan delen
Slide 6 - Quizvraag
Wat houdt specialisatie in op DNA niveau?
A
een deel van het DNA wordt afgebroken
B
een deel van het DNA wordt onbruikbaar gemaakt
C
een deel van het DNA wordt tijdelijk ergens anders opgeslagen
D
een deel van het DNA wordt afgestoten door de cel
Slide 7 - Quizvraag
Profase
Metafase
Anafase
Telofase
Interfase
Slide 8 - Sleepvraag
Welk bewering over kanker en mutaties is juist?
A
Kanker veroorzaakt mutaties zodat de regeling van de celdeling niet goed verloopt
B
Er is geen verband tussen mutaties en kanker want kanker wordt veroorzaakt door kankerverwekkende stoffen.
C
Door kanker neemt het aantal mutaties toe zodat er een grotere kans is op een tumor.
D
Door mutaties kan kanker ontstaan
Slide 9 - Quizvraag
5.2
Karyogram en karyotype
Autosomen en geslachtschromosomen (SRY-gen)
Genmutaties (bv puntmutaties)
Genoom- of chromosoommutaties (bv translocatie)
(monosomie en trisomie)
Variatie door crossing-over en recombinatie
Slide 10 - Tekstslide
GESLACHTS-
ORGANEN
SRY-gen
eerste 6 weken geen verschil
SRY-gen op Y-chromosoom stuurt ontwikkeling tot man
geen SRY-gen --> vrouw
Slide 11 - Tekstslide
Karyogram
Karyotype
Deze persoon heeft karyotype 46, XX
Slide 12 - Tekstslide
Gekke chromosomen
Translocatie
Kan je dit zien in een karyogram?
Heeft dit effect op de persoon
Kan je een puntmutatie
zien op een karyogram?
Slide 13 - Tekstslide
1: Heeft translocatie van een chromosoom (bij één van de eerste klievingsdelingen) effect op de persoon? 2: Kan je een puntmutatie zien op een karyogram?
A
ja, ja
B
ja, nee
C
nee, nee
D
nee, ja
Slide 14 - Quizvraag
genoommutatie: trisomie 21 en monosomie (X)
Slide 15 - Tekstslide
fout in de meiose
XXY: syndroom van Klinefelter
X: syndroom van Turner
Trisomie 21: syndroom van Down
Slide 16 - Tekstslide
Haplotype = allelen combinatie op 1 chromosoom
Homologe chromosomen = de chromosomen die samen een paar vormen
Slide 17 - Tekstslide
Recombinatie tijdens meiose
Slide 18 - Tekstslide
Crossing over tijdens meiose
Slide 19 - Tekstslide
Dit karyogram is:
A
Van een lichaamscel, want chromosomen in paren
B
Van een lichaamscel, want chromosomen zijn enkelvoudig aanwezig
C
Van een geslachtscel, want chromosomen in paren
D
Van een geslachtscel, want chromosomen zijn enkelvoudig aanwezig
Slide 20 - Quizvraag
Van chromosoom 5 heb je 2 exemplaren. Is het haplotype hetzelfde?
A
Ja
B
Nee
Slide 21 - Quizvraag
Juist of onjuist? Bij crossing over zijn de haplotypes van de chromosomen gelijk gebleven.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quizvraag
Iemand met XY chromosomen heeft een niet-functionerend SRY-gen. Deze persoon heeft de geslachtskenmerken van een...