Argumenteren

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van de les:
  • kun je voor- en tegenargumenten bij een stelling bedenken.

  • kun je een argument weerleggen.

  • weet je het verschil tussen een feitelijk en waarderend argument.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling

'Je hebt een diploma nodig om later succesvol deel te kunnen 
nemen aan de maatschappij'




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
  • Maak een mindmap over de stelling (zet de stelling in het midden).
  • Iedereen binnen het groepje voegt minstens 2 woorden toe aan de mindmap.
  • Zorg voor samenhang in de mindmap.
  • 10 minuten de tijd.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumenteren
Waarom is je mening kunnen beargumenteren belangrijk voor je toekomst, denk je?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumenteren
  • In een sollicitatiebrief of bij een sollicitatiegesprek zul je moeten beargumenteren waarom jij een geschikte kandidaat bent. 

  • Als je het op de werkvloer ergens niet mee eens bent, is het belangrijk dat je kan onderbouwen waarom jij dat vindt. 

  • Door middel van argumenten kun je bijdragen aan een discussie/overleg. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten argumenten

Feitelijk argument en waarderend argument.

Wat is het verschil?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten argumenten
Feitelijk argument
Feiten zijn controleerbaar en dus waar.
Ik ga liever niet naar Parijs (standpunt), want Parijs is een grote, dichtbevolkte stad (feitelijk argument).

Waarderend argument
Geeft aan wat je van iets vindt. Je kunt er van mening over verschillen.
Ik doe liever geen examen (standpunt), want ik kan niet goed tegen die spanning (waarderend argument).

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
  • Bepaal nu of jullie voor of tegen de stelling zijn.
  • Schrijf minimaal 2 argumenten op voor jullie standpunt (dus voor of tegen). Minimaal 1 feitelijk en 1 waarderend argument. Onderbouw de argumenten.
  • Schrijf minimaal 1 argument op dat de andere partij zou kunnen noemen. Onderbouw het argument.
  • Weerleg dit argument.

  • Klaar? Laat het mij weten.


timer
20:00
Gebruik de informatie van je mindmap!

Slide 10 - Tekstslide

Studenten die snel klaar zijn krijgen de opdracht om bij elk argument een concreet voorbeeld te geven.
Presenteer je argumenten!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies