SO toets-bespreking H3 krachten 3KGT

Toets Kracht en beweging

- Toets bespreking met extra vragen en wat extra uitleg van de lesstof


1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Toets Kracht en beweging

- Toets bespreking met extra vragen en wat extra uitleg van de lesstof


Slide 1 - Tekstslide

1) Massa meet je in?
55%
A
Kilogram
B
Newton
C
Massa
D
Kracht

Slide 2 - Quizvraag

Fz = m x g
  • Fz = Zwaartekracht (N)
  • m = massa (kg)
  • g = valversnelling (N/kg)

Slide 3 - Tekstslide

2) Op welke manier kun je een kracht niet herkennen?
54%
A
Je ziet de kracht
B
Snelheid
C
Richting
D
Vorm

Slide 4 - Quizvraag

Gevolgen van krachten:
  •    Snelheid
  •    Richting
  •    Vormverandering
  •         => Tijdelijk (elastisch)
  •         => Blijvend (plastisch)

Slide 5 - Tekstslide

3) Wat gebeurt er als je een noordpool van de ene magneet bij de zuidpool van een andere magneet houdt?
70%
A
De noord- en zuidpool trekken elkaar aan
B
De noord- en zuidpool stoten elkaar af
C
Het hangt af van de sterkte van de magneet

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

14) Is deze hefboom in evenwicht?
83%
A
Ja, de hefboom is in evenwicht
B
Nee, draait naar links; 2 x 3 is geen 2 x 2
C
Nee, draait naar rechts

Slide 8 - Quizvraag

4) De punt op de steen is het aangrijpingspunt. Welke kant zou de pijl op getekend moeten worden?
A
naar boven
B
naar rechts
C
naar beneden
D
naar links

Slide 9 - Quizvraag

Krachten tekenen

  • Aangrijpingspunt
  • Lengte
  • Richting



Zwaartekracht

  • Zwaartepunt midden van voorwerp
  • Wijst altijd naar beneden

Slide 10 - Tekstslide

5) De massa van de steen is 250 g. De krachtenschaal is 1 cm ≙ 1 N. Hoe groot is de pijl die je zou moeten tekenen?
57%
A
2,5 cm
B
0,25 cm
C
25 cm
D
0,025 cm

Slide 11 - Quizvraag

5) De massa van de steen is 250 g. De krachtenschaal is 1 cm ≙ 1 N. Hoe groot is de pijl die je zou moeten tekenen?
  • Gegevens:  m = 250 g = 0,250 kg ; g = 10 N/kg ; krachtenschaal: 1 cm ≙ 1 N
  • Gevraagd:   Lengte pijl = ? cm
  • Formule:      Fz = m x g    ;     lengte pijl = Fz x Fkrachtenschaal
  • Uitwerking:  Fz = 0,250 x 10 = 2,5 N
  •                     lengte pijl = 2,5 x 1 = 2,5 cm
  • Antwoord:    De lengte van de pijl is 2,5 cm

Slide 12 - Tekstslide

6) Wat lees je op de schaalverdeling van een krachtmeter af?
72%
A
de grootte van de kracht
B
De opwaartse kracht
C
de meetafstand

Slide 13 - Quizvraag

3.2 Krachten meten
Formule: Fz = m x g
  • Krachtenmeter <=> krachtunster
  • Slappe veer
  • Stugge veer
  • Uitrekking veer => zegt iets over de grootte van de kracht

Slide 14 - Tekstslide

7) Erik heeft een massa van 65 kg. Hoe groot is de zwaartekracht die op Erik werkt op de aarde?

76%
A
Fz = m : g = 65 : 10 = 6,5 N
B
Fz = m : g = 65 : 1,6 = 40, 6 N
C
Fz = m x g = 65 x 10 = 650 N
D
Fz = m x g = 65 x 1,6 = 104 N

Slide 15 - Quizvraag

7) Erik heeft een massa van 65 kg. 
Hoe groot is de zwaartekracht die op Erik werkt op de aarde?

  • Gegevens:   m = 65 kg ; g = 10 N/kg
  • Gevraagd:    Fz = ? N
  • Formule:       Fz = m x g
  • Uitwerking:   Fz = 65 x 10 = 650 N
  • Antwoord:     De zwaartekracht op Erik is 650 Newton

Slide 16 - Tekstslide

8) Waar of niet waar
a) Hoe meer gewichtjes aan een spiraalveer, hoe verder de veer uitrekt
b) Als je de kracht op een spiraalveer verdubbelt dan wordt de lengte van de veer 2x zo groot
39%
A
a + b is waar
B
a + b is niet waar
C
a is waar + b is niet waar
D
a is niet waar + b is waar

Slide 17 - Quizvraag

8) Waar of niet waar
a) Hoe meer gewichtjes aan een spiraalveer, hoe verder de veer uitrekt
b) Als je de kracht op een spiraalveer verdubbelt dan wordt de lengte van de veer 2x zo groot
  • a) Waar: Hoe meer gewichtjes => hoe groter de kracht => hoe meer uitrekking
  • b) Niet waar: Als de kracht verdubbelt => dan wordt de uitrekking ook verdubbelt
  • GT: Vraag 6 p.138  én                 practicum proef 1 p. 168
  • K: Vraag 9 p. 140 én                     practicum proef 1 p. 169



Slide 18 - Tekstslide

9) Wat is de nettokracht en in welke richting gaat deze?
61%
A
Fnetto = 15 N en gaat naar links
B
Fnetto = 49 N en gaat naar links
C
Fnetto = 15 N en gaat naar rechts
D
Fnetto = 49 N en gaat naar rechts

Slide 19 - Quizvraag

10) Wat is
de nettokracht?
67%
A
25N
B
225N
C
1,25N
D
12500N

Slide 20 - Quizvraag

11) Wat is de
nettokracht?
72%
A
186N
B
8360N
C
1,45N
D
34N

Slide 21 - Quizvraag

3.3 Nettokracht

  • Nettokracht = Resultante kracht
  • De nettokracht is de optelsom van alle krachten!
  • In gelijke richting => Optellen
  • In tegengestelde richting => Aftrekken

Slide 22 - Tekstslide

12) Een voorwerp staat op een tafel. Wat is de tegengestelde kracht van Fz?
67%
A
wrijvingskracht
B
normaalkracht
C
nettokracht
D
spankracht

Slide 23 - Quizvraag

Normaalkracht

  • De normaalkracht is de kracht van de ondergrond op het voorwerp en maakt hier evenwicht met de zwaartekracht
  • Bij evenwicht: Fz = Fnorm => Fnetto = 0 N

Slide 24 - Tekstslide

13) Wat is de functie van een hefboom?
69%
A
Een hefboom is een krachtversterker
B
Een hefboom is een krachtverslapper
C
Een hefboom is een grotere arm

Slide 25 - Quizvraag

Nut van de hefboom
  • Door een hefboom kun je een grotere kracht uitoefenen op een voorwerp. 
  • Door de verhouding in de hefboom hoef je met een lange arm maar weinig kracht te zetten, om bij de korte arm heel veel kracht te krijgen.

Slide 26 - Tekstslide

Hefboom

Slide 27 - Tekstslide

14) Is deze hefboom in evenwicht?
83%
A
Ja, de hefboom is in evenwicht
B
Nee, draait naar links
C
Nee, draait naar rechts

Slide 28 - Quizvraag

15) De hefboom is in evenwicht.
Bereken de kracht aan de rechterzijde
39%
A
F1 x l1 = F2 x l2 F2 = (120 x 30) / 10 =360 N
B
F1 + l1 = F2 + l2 F2 = 120 + 30 -10 = 140 N
C
Bij evenwicht is F1 = F2 F2 = 120 N
D
F1 - l1 = F2 - l2 F2 = 120 -30 + 10 = 100 N

Slide 29 - Quizvraag

15) De hefboom is in evenwicht.
Bereken de kracht aan de rechterzijde
39%
A
De arm wordt 3x kleiner => de kracht wordt 3x groter => 120 x 3 = 360 N
B
De arm wordt 3x kleiner => de kracht wordt 3x kleiner => 120:3 = 40 N F2 = 120 + 30 -10 = 140 N
C

Slide 30 - Quizvraag

3.4 Krachten en werktuigen
  • Enkele en dubbele hefboom
  • Hoe langer de werkarm => hoe groter de kracht op de last
  •                                        => hoe kleiner de spierkracht
  • Wordt de werkarm 3x groter dan de lastarm => dan wordt de werkkracht 3x kleiner dan de lastkracht
  • Hefboomregel; werkkracht x werkarm = lastkracht x lastarm  
  •                         F1 x l1 = F2 x l2


Slide 31 - Tekstslide

De formule voor kracht =
kracht = massa x g
Hoe reken ik de massa uit?

Slide 32 - Open vraag

Welke 3 eigenschappen heeft een kracht?

Slide 33 - Open vraag

Als krachten evenwicht maken, is de nettokracht

Slide 34 - Open vraag

De kracht F2 zorgt voor
evenwicht bij de hefboom.
Bereken hoe groot F2 is

Slide 35 - Open vraag

De zwaartekracht is 49000 N, de pijl is 10 cm.
Wat is de krachtenschaal?

Slide 36 - Open vraag

Bepaal of de hefboom in evenwicht is

Slide 37 - Open vraag

De zwaartekracht die mij op aarde houdt is 698 N.
Wat is mijn massa?

Slide 38 - Open vraag

Bereken de zwaartekracht die
elk blok op de wip uitoefenen.

Slide 39 - Open vraag

EINDE TOETS! 

Slide 40 - Tekstslide