Les 2: Vaak voorkomende vervoegfouten

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

3 fouten
Leerdoelen:

Aan het einde van de les:
- Kan je de 3 regels hardop noemen om werkwoorden correct te spellen. 
- Kan je uitleggen wanneer je correct die, deze, dit of dat gebruikt.
- Weet je of iets groter is dan of als iets anders. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'T SeXY FoKSCHaaP:
Welke 3 tijden zijn er en hoe werken de spellingsregels?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

TT = Stam + t-en

VT = Stam + t/d-en

Let op: 
1. In welke tijd staat het?
2. Staat er nog een ander werkwoord in de zin? (VT-DLW)
3. Enkelvoud of meervoud? (Ook als het een lange zin is)



* Pas op, het kan een VT-DLW zijn in de toekomst. 

Slide 4 - Tekstslide

* Als je thuis bent, heb ik het eten voorbereid. 
Roger ... (bewaren) dit soort ver-, her-, be-, ge- & ont-woorden speciaal voor deze les.
A
bewaart
B
bewaard
C
bewaarde

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Roger ... (bewaren) vorig jaar dit soort ver-, her-, be-, ge- & ont-woorden speciaal voor deze les.
A
bewaart
B
bewaard
C
bewaarde

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Roger heeft dit soort ver-, her-, be-, ge- & ont-woorden speciaal ... (bewaren) voor deze les.
A
bewaart
B
bewaard
C
bewaarde

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het zal Roger niet verbazen dat nu iedereen deze vraag goed ....
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoorden
D
beantwoordden

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat is gek, blijkbaar ... sommigen die vorige vraag toch fout.
A
beantwoorde
B
beantwoordde
C
beantwoorden
D
beantwoordden

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soms voelt Roger zich een beetje ... om rare woordjes in zo'n opdracht te verwerken.
A
verleidt
B
verleid
C
verleed

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... (Betekenen) het dat je dom bent als je hier fouten in maakt?
A
Betekent
B
Betekend
C
Betekende

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Of is het probleem dat jullie nooit echt ... (geloven) dat dit leren te was?
A
gelooft
B
geloofd
C
geloofde
D
geloofden

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hopelijk heb je ... (ontdekken) dat dit allemaal prima te leren is.
A
ontdekt (tt-jij vorm)
B
ontdekt (voltooid deelwoord)
C
ontdekte

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Of ... (worden) je een beetje onzeker van dit soort vragen?
A
word
B
wordt

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit/dat/die/deze

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als/dan

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland is kleiner .... Suriname.
A
als
B
dan

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hopelijk is de deur even groot ... de deurpost waar die inzit.
A
als
B
dan

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leergieriger ... Eveline ga je ze niet vinden hier op school.
A
als
B
dan

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als ik of als mij? 
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tip: Maak de zin af en zoek de betekenis


Jij vindt hem beter dan mij = Jij vindt hem beter dan dat je mij vindt


Of je vindt hem beter dan ik = Je vindt hem beter dan ik hem vind

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ze is even oud als...
A
ik
B
mij

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sommigen vinden een leraar zoals ... vaak niet ouderwets.
A
ik
B
mij

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij ziet zijn zus net zo vaak als ...
(wanneer hij zijn zus net zo vaak ziet als hij mij ziet)
A
ik
B
mij

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij ziet zijn zus net zo vaak als ...
(wanneer we allebei zijn zus even vaak zien)
A
ik
B
mij

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij zocht stad en land af naar zijn geliefde prinsesje ... haar glazen muiltje was verloren.
A
die
B
dat

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

3 fouten