2.2-1 DNA en het maken van eiwitten 5H herhaling 2425

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
2.2-1 DNA en het maken van eiwitten

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
2.2-1 DNA en het maken van eiwitten

Slide 1 - Tekstslide

Doel 2.1
Je vergelijkt de bouw van DNA met RNA.
Je vertaalt de code van een stukje DNA via RNA naar aminozuren en andersom.
Je voorspelt de gevolgen van verschillende typen mutaties in het DNA.



Slide 2 - Tekstslide

DNA
DNA bevat de bouwinstructie voor eiwitten
Chromosomen zitten in de celkern en zijn opgebouwd uit DNA.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

dubbele helix: "touwladder" om elkaar gedraaid
fosfaatgroep: Fosfor (P) met zuurstof (O)

DNA

Slide 6 - Tekstslide

suiker: vijfhoek
DNA

Slide 7 - Tekstslide

(stikstof)basen: A, T, C en G

DNA-

Slide 8 - Tekstslide

complementair: Tegenover een A altijd een T, tegenover een C altijd een G

DNA-

Slide 9 - Tekstslide

nucleotide: combinatie van een suiker, fosfaatgroep en base
DNA-

Slide 10 - Tekstslide

Moet je dit leren?

BINAS 71A en 71C

DNA-

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Welke basen zitten in de complementaire streng van ATGGT?

Slide 15 - Open vraag

Transcriptie: DNA naar RNA
Een stuk DNA dat codeert voor één eiwit (eigenschap) is een gen.

De nucleotidevolgorde = code voor het maken van het eiwit.

Slide 16 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
Als het eiwit moet worden gemaakt wordt eerst van het gen een kopie gemaakt -> RNA 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Verschil tussen DNA en RNA
mRNA is enkelstrengs
mRNA heeft een ribose als suiker (ipv deoxyribose)
mRNA heeft Uracil ipv Thymine als base

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
RNA wordt afgelezen van en complementair gemaakt aan de template-/ matrijsstreng 

tegenover de A wordt een U ingebouwd, tegenover T een A, bij C een G en bij G een C.


Slide 21 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
Het RNA is dus een 'kopie' van de ándere (complementaire) DNA streng: de coderende streng.

Slide 22 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
Moet je dit leren?

BINAS 71E
3'
3'
3'
5'
5'
5'

Slide 23 - Tekstslide

BINAS 
71E

Slide 24 - Tekstslide

Translatie
Tijdens de translatie wordt de nucleotidevolgorde uit het RNA vertaalt naar een aminozuurvolgorde in het eiwit.

Slide 25 - Tekstslide

Translatie
Het RNA verlaat de kern (via een kernporie) naar het cytoplasma en bindt aan een ribosoom.

Het ribosoom leest het RNA in steeds 3 basen tegelijk (codon).

Slide 26 - Tekstslide

Translatie
BINAS 71 G. Stel codon AAG. 

Slide 27 - Tekstslide

Translatie
BINAS 71 G. Stel codon AAG. 

Slide 28 - Tekstslide

Translatie
BINAS 71 G. Stel codon AAG. 

Slide 29 - Tekstslide

Translatie
BINAS 71 G. Stel codon AAG. 

Slide 30 - Tekstslide

Translatie
Translatie begint altijd bij een AUG code (het startcodon). Hiermee wordt een methionine aminozuur ingebouwd.


Er zijn een paar mogelijke stopcodons waarmee de translatie stopt.

Slide 31 - Tekstslide

Translatie

Slide 32 - Tekstslide

Translatie
Moet je dit leren?

BINAS 71J

Slide 33 - Tekstslide

Transcriptie en translatie

Slide 34 - Tekstslide

T
A
C

Slide 35 - Tekstslide

Mutaties
Bij elke celdeling kunnen kopieer- of delingsfouten plaatsvinden -> mutaties

Als dit gebeurt bij het aanmaken van geslachtscellen dan erven de nakomelingen dit veranderde DNA.



Slide 36 - Tekstslide

Mutaties
Puntmutatie: één base is gewijzigd (maximaal 1 gen)

Genoommutatie: wijziging in hele chromosomen (minder of meer)

Slide 37 - Tekstslide

Puntmutaties
Wat verandert
er aan het 
eiwit?

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Genoommutatie

Slide 41 - Tekstslide