In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom
4 HAVO ECONOMIE || 2021-2022
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Vorige les
Lesdoelen
Theorie
Aan de slag
Evaluatie
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van de les
Kun je het verband verklaren tussen rente en bestedingen
Kun je het verband verklaren tussen inflatie en bestedingen
Kun je uitleggen hoe de overheid de economie stimuleert
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Opdracht 1.4
A) Mensen zijn bang hun baan te verliezen, ze gaan meer sparen om geld achter de hand te hebben waardoor ze voorzichtiger worden met het kopen van spullen
B) Als mensen minder kopen, lopen bij bedrijven de voorraden op. De productie wordt dan ingekrompen.
C) Als de productie daalt, heb je minder arbeidskrachten nodig waardoor de werkgelegenheid daalt
Slide 5 - Tekstslide
Terugblik
Het consumentenvertrouwen geeft informatie over de verwachtingen van consumenten over de ontwikkeling van de economie
Het is voor de economie beter als de prijzen van goederen en diensten zouden dalen.
Eens
Oneens
Slide 16 - Poll
Voorbeeld antwoord
Koopkracht betekent hoeveel goederen en diensten je kunt kopen met je inkomen. Inflatie betekent een stijging van het algemeen prijspeil. Inflatie zorgt ervoor dat de (algemene) prijzen van goederen en diensten duurder worden en je minder kunt kopen met je inkomen. Je koopkracht daalt.
Slide 17 - Tekstslide
Werkloosheid te lijf gaan
Bestedingen moeten gestimuleerd worden.
Een middel: rente
Gevolg voor sparen en lenen.
Geldhoeveelheid
Slide 18 - Tekstslide
Overheid zou economie meer moeten stimuleren
Door corona is/was het spannend hoe het ging met met de Nederlandse economie
Dit kwam mede doordat de bestedingen van vooral gezinnen (en bedrijven) laag waren
De overheid kan dan ingrijpen!
Slide 19 - Tekstslide
Hoe greep de overheid tijdens de corona crisis in?
Slide 20 - Open vraag
Ingrijpen van de overheid
Meer wegen etc kunnen aanleggen → meer werkgelegenheid → meer besteden
Belastingverlaging → meer geld over → meer vraag naar producten → meer werkgelegenheid → minder werkloosheid