voegwoorden 3

voegwoord:
woord dat twee zinnen of delen van een zin aan elkaar plakt (voegt). 

Wat betekenen de voegwoorden?

en:  opsomming
of:   twee  of meer mogelijkheden
maar:   geeft tegenstelling aan
hoewel:   geeft een tegenstelling aan
omdat:   geeft een rede aan
want:   geeft een rede aan
als: geeft een voorwaarde of een mogelijkheid aan
terwijl:   tegelijkertijd
zoals:   meerdere mogelijkheden


1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

voegwoord:
woord dat twee zinnen of delen van een zin aan elkaar plakt (voegt). 

Wat betekenen de voegwoorden?

en:  opsomming
of:   twee  of meer mogelijkheden
maar:   geeft tegenstelling aan
hoewel:   geeft een tegenstelling aan
omdat:   geeft een rede aan
want:   geeft een rede aan
als: geeft een voorwaarde of een mogelijkheid aan
terwijl:   tegelijkertijd
zoals:   meerdere mogelijkheden


Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn de voegwoorden?
Stop ze in de brievenbus.
voordat
parasol

voetballen
nadat

terwijl
een
zoals
oma
gesprongen
hebben
onder
warme

Slide 2 - Sleepvraag

Rayan neemt zijn tas mee, .... hij naar school gaat.
Welk voegwoord?
A
zoals
B
hoewel
C
terwijl
D
als

Slide 3 - Quizvraag

Mohammed speelt vaak spelletjes, ..... 30-seconden, monopoly en uno.
Welk voegwoord?
A
als
B
terwijl
C
zoals
D
hoewel

Slide 4 - Quizvraag

Ruben neemt geen paraplu mee naar school, ..... het regent.
Welk voegwoord?
A
zoals
B
hoewel
C
terwijl
D
als

Slide 5 - Quizvraag

Marije eet een banaan, ....... Elina een appel eet.
Welk voegwoord?
A
zoals
B
hoewel
C
terwijl
D
als

Slide 6 - Quizvraag

Sven gaat in de sneeuw spelen, ..... hij het altijd koud heeft.
Welk voegwoord?
A
terwijl
B
hoewel
C
als
D
zoals

Slide 7 - Quizvraag

Emelie zet haar dino altijd naast zich op de bank, ...... ze tv kijkt.
Welk voegwoord?
A
als
B
terwijl
C
hoewel
D
zoals

Slide 8 - Quizvraag

Niels doet zijn rekenwerk, ..... Nicky zijn taal maakt.
Welk voegwoord?
A
zoals
B
als
C
hoewel
D
terwijl

Slide 9 - Quizvraag

In deze winkel verkopen we broodjes, ...... bolletjes, puntjes en croissants.
Welk voegwoord?
A
terwijl
B
als
C
zoals
D
hoewel

Slide 10 - Quizvraag

Welke voegwoorden ken je?
Schrijf ze maar op:

Slide 11 - Open vraag

wat vond je van deze les?

Slide 12 - Open vraag