Menu engineering

Les
 menu
enginering
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingBasisschool

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les
 menu
enginering

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Wat is menu engineering.
Wat zijn kentgetallen.
Wat is kostprijs en wat is Foodcost.
Inkoopspecificatie.
Menukaart ontwikkeling.

Slide 2 - Tekstslide

Menu engineering 
Menu enginering is een methode om te meten hoe je gerechten presteren.

Hoe meet je dit dan ?

Slide 3 - Tekstslide

Start menu engineering
Om te starten  met menu engineering heb je 3 gegevens nodig
 1 de kostprijs.
2 de verkochte aantallen.
3 en de verkoopprijs.

Slide 4 - Tekstslide

Kostprijs 
Om je uiteindelijk je verkoopprijs van je gerecht te kunnen bepalen moet je de kostprijs weten.
Kostprijs zijn kosten die je maakt tbv een gerecht. 
Kengetallen is 25 % ten opzichte van de verkoop.

Slide 5 - Tekstslide

Opbouw van kostprijs.

Slide 6 - Tekstslide

Kostprijs tbv afval.
Afval en verlies

Niet alle producten die je inkoopt belandt op het bord van de gast. Je hebt namelijk te maken met afval en verlies. Als er bijvoorbeeld een bloemkoolpuree in een gerecht zit, dan koop je hele bloemkolen in, terwijl je bij de bereiding de bladeren verwijdert en soms ook een deel van de stronk af haalt. Dat is dus verlies.


Slide 7 - Tekstslide

5 % marge.
Afval, bederf en breuk zorgen voor verlies. Je hebt de producten immers al ingekocht, maar kunt ze niet meer gebruiken. Je neemt ze wel mee in de kostprijs. Omdat dit lastig te berekenen is, gebruik je de 5%-regel. Je telt dan 5% bij de kostprijs op om tot de kostprijs te komen.

Slide 8 - Tekstslide

Vier  Categorieën

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een winnaar

Een winnaar is een gerecht dat veel verkocht wordt en veel winst oplevert. Dit betekent dat het gerecht een hoge afzet en een hoge brutowinstmarge heeft. 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een slaper.
Een slaper is een gerecht dat je weinig verkoopt, maar waar je veel aan verdient. Het gerecht heeft dan een lage afzet, maar toch een hoge brutowinstmarge. Net als winnaars hebben slapers een brutowinstmarge die hoger is dan gemiddeld, maar het aantal verkopen ligt onder het gemiddelde.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een hardloper.
Een hardloper heeft de minste brutowinstmarge, maar wel de meeste verkopen. Het gerecht verdient dus weinig ondanks de hoge afzet. De brutowinstmarge van hardlopers is daarmee lager dan gemiddeld terwijl het aantal verkopen juist meer dan gemiddeld is.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een verliezer.
Een verliezer is een gerecht waar je weinig aan verdient en dat weinig besteld wordt. Zowel de afzet als de brutowinstmarge zijn laag. Verliezers hebben dus een lagere brutowinstmarge en minder verkopen dan gemiddeld

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Menukaart ontwikkeling.
De zes P...
Prijs kwaliteitverhouding
Verkrijgbaarheid
Seizoensproducten
Arbeid/loonkosten/handelingen.
Aantal gerechten op de kaart.

Slide 16 - Tekstslide

(Vaste) Recepturen.
Constante kwaliteit.
juiste gewicht en ingredienten.
Minder waste /verlies.
Inkoop prijs van gerecht op orde.
Tevreden gasten.

Slide 17 - Tekstslide

Kengetallen
Een kengetal is een verhoudingsgetal waarmee verband tussen twee grootheden wordt aangetoond.
Bijvoorbeeld geeft het aan hoeveel geld je mag besteden aan de inkoop van gerechten/huur/personeelskosten.

Slide 18 - Tekstslide

Inkoopkosten (Foodcost)
Alles wat je uitgeeft aan producten,grondstoffen, ingredienten die bestemd zijn tot de verkoop reken je tot inkoopkosten.
Je noemt deze kosten ook wel Foodcost.
Ook kosten die je maakt niet direct tbv van de verkoop vallen hieronder zoals personeels eten.
Maar ook je waste (afval) of iets wat valt op de grond enof stuk gaat valt onder deze kosten.
Kengetal van de inkoopkosten  is 30 % van de omzet 100%.
 

Slide 19 - Tekstslide

Inkoopspecificatie 
Onder inkoopspecificatie valt 
Grootte /gewicht.
Verpakking
Temperatuur
Kwaliteitsklasse 
Prijs
Opslag
Voorbewerking
Frequentie van levering.

Slide 20 - Tekstslide

Met een inkoopspecificatie worden de voorwaarden waaraan de leverancier moet voldoen, geregeld. Hiermee worden problemen voorkomen en is duidelijk waarop bij ingangscontrole zal worden gelet.

Slide 21 - Tekstslide

Vaste kosten
Huur     /     vergunningen
Leasekosten         /   verzekeringen
ophalen van afval
muziek licenties
boekhouderskosten
Kengetal van vaste kosten is 15 % van de omzet.


Slide 22 - Tekstslide

Variabele kosten
Gas/water/elektra
Bedrijfskleding.

Kengetal van variabele kosten is 15 % van de omzet 100%.

Slide 23 - Tekstslide

Personeelskosten (loonkost)
Personeels kosten zijn kosten die je maakt om personeel te betalen zoals salaris,vakantiegeld,sociale lasten.

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeld 
Zalm in zijn geheel kost € 10.22 per kilo.

Slide 25 - Tekstslide