In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom!
Pak je boek en begin met lezen
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Je leert meervouden te herkennen.
Je leert meervouden correct te spellen.
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het meervoud van 'blad'? (Dat ding dat van de boom af valt)
A
bladeren
B
bladen
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het meervoud van gewoonte?
A
gewoontes
B
gewoonten
Slide 4 - Quizvraag
Theorie - meervoudsuitgangen
- (e) n -> plant wordt planten
- s -> pauze wordt pauzes
- eren -> kind wordt kinderen
Let op: sommige woorden hebben twee meervoudsvormen: gemeenten en gemeentes
Slide 5 - Tekstslide
Wat is het meervoud van taxi?
A
Taxis
B
Taxies
C
Taxi's
Slide 6 - Quizvraag
Theorie - meervoudsuitgang (2)
Woorden die in het enkelvoud op de klinkers a,i,o,u, of y eindigen, schrijf je met 's. '
Bijvoorbeeld: piano's, baby's
Geen uitspraakprobleem? Dan de s eraan vast: essays, cadeaus, cafés
Slide 7 - Tekstslide
Wat is het meervoud van forel?
A
forelen
B
forellen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het meervoud van kievit?
A
kieviten
B
kievitten
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het meervoud van raaf?
A
rafen
B
raven
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het meervoud van fotograaf?
A
fotografen
B
fotograven
Slide 11 - Quizvraag
Theorie - meervoudsuitgang (3)
- als woorden in het meervoud -(e)n krijgen, dan wordt de laatste letter van het enkelvoud soms verdubbeld i.v.m. spraakverwarring (pan - pannen)
- woorden die eindigen op onbeklemtoond -ik, -el, -es, -et, -it krijgen geen verdubbeling van de laatste letter (perzik - perziken, dreumes - dreumesen) - meestal verandert in het meervoud de f in een v en de s in een z, (huis - huizen , larf - larven ) maar niet altijd (paragraaf - paragrafen, krans - kransen)
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het meervoud van melodie
A
melodieën
B
melodiën
C
melodien
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het meervoud van bacterie
A
bacterieën
B
bacteriën
Slide 14 - Quizvraag
Theorie- meervoudsuitgang (4)
Bij woorden die op -ie eindigen, hangt de meervoudsvorm af van de klemtoon:
- met klemtoon op ie: meervoud - ën
- met klemtoon niet op ie: meervoud -n en een trema op de laatste e.
Dus: epidemie -> epidemieën
kolonie -> koloniën
Slide 15 - Tekstslide
Wat is het meervoud van abonnee
A
abonneeën
B
abonnees
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideën
C
ideeën
Slide 17 - Quizvraag
theorie meervoudsuitgang (5)
Woorden die eindigen op ee, krijgen in het meervoud meestal - ën, soms -s.
Slide 18 - Tekstslide
Wat is het meervoud van museum?
A
musea
B
museums
C
muesa's
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het meervoud van politicus?
A
politici's
B
politici
C
politicussen
Slide 20 - Quizvraag
Theorie meervoudsuitgang (6)
Leenwoorden die eindigen op um of us, hebben meestal twee meervoudsvormen.
Musicus -> musici
catalogus -> catalogi en catalogussen
Slide 21 - Tekstslide
Theorie meervoudsuitgang (7)
In meervouden van letters, afkortingen of cijfers zet je een apostrof.
Dus: cd's, twee a's, de GGD's
Slide 22 - Tekstslide
Theorie meervoudsuitgang (8)
Sommige woorden hebben geen meervoud.
Koffie - melk - rijst
Slide 23 - Tekstslide
Aan de slag
Maak de opdracht 'meervouden'
(MS Teams, 2223-GT3-ne, algemeen,
bestanden, taalverzorging, meervouden)
Huiswerk voor donderdag: opdracht meervouden klaar.