Ontdek de Engelse betrekkelijke voornaamwoorden

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

This class

Please open your laptop & go to lessonup.com
Take notes! Pen & paper on your table

Wat gaan we doen?

Eerst: Grammatica! --> Betrekkelijke voornaamwoorden
- Uitleg / meedoen / zelf oefenen

Betrekkelijke voornaamwoorden

Relative pronouns

Wat zijn voornaamwoorden?
Welke soorten voornaamwoorden ken je al?

I - me

you - you

he - him

she - her

it - it

we - us

you - you

they - them

Bezittelijke

voornaamwoorden

Aanwijzende

voornaamwoorden

Betrekkelijke

voornaamwoorden

Vragende

voornaamwoorden

Persoonlijke

voornaamwoorden

my - mine

your - yours

his - his

her - hers

its - x

our - ours

your - yours

their - theirs

This

That

Those

These

Who
What
Why

When

Where
How

Who
Which
That
When
Why
Where
Whose
Whom

Wat zijn betrekkelijke voornaamwoorden?

Betrekkelijke voornaamwoorden vervangen een zelfstandig naamwoord.

Dus niet:
Ik kocht iets voor de vrouw, de vrouw heeft mijn hond gered.
I bought something for the woman, the woman saved my dog.

Maar wel:
Ik kocht iets voor de vrouw die mijn hond heeft gered.
I bought something for the woman that saved my dog.

Welke betrekkelijke voornaamwoorden zijn er?

Relative pronoun	Heeft betrekking op	Hulpvraag
Who	Personen	Wie?
Which	Dingen of dieren	Welk ding of welk dier?
That	Personen, dingen of dieren	Wie of wat?
When	Tijd/datum	Wanneer?
Why	Reden	Waarom?
Where	Plaats/locatie	Waar?
Whose	Bezit	Wiens/van wie?
Whom	Lijdend of meewerkend voorwerp	Lijdend voorwerp: onderwerp+persoonsvorm+wie/wat? Meewerkend voorwerp: onderwerp+persoonsvorm+ aan/voor wie/wat?

Voorbeeldzinnen

Who -  The woman who saved my dog.

Which - The dog which was saved

That - The woman that saved my dog. The dog that was saved.

When - She saved my dog yesterday. It was the day when I was distracted.

Why - Her actions are why I am buying her a present.

Where - The street where my dog crossed the road is crowded.

Whose - The dog whose collar was loose, was mine.

Whom - The woman to whom I need to say 'Thank you'....

That

'That' wordt gebruikt voor personen, dingen en dieren. -> wie of wat?

Voorbeeld: The movie that I watched yesterday was amazing.

Soms kun je 'that' weglaten. Alleen als het woord erna, géén werkwoord is.
Bij de voorbeeldzin kan het wel: The movie I watched yesterday was amazing. Klinkt goed!

Hier kan het niet:
The man that visited my birthday is my father.
The man visited my birthday is my father. Klinkt gek...

That - Verwijst naar personen, dingen, dieren

Welke zin is NIET juist?

1. The dog crossed the street, was saved.
2. The woman that just crossed the street is tall.
3. The car that crossed the street was blue.
4. The horse that crossed the street was running.

That - Verwijst naar personen, dingen, dieren

Welke zin is juist?

1. The parent who sent me an e-mail was rude.
2. The student was walking there was familiar.
3. The dog that was saved is tired.
4. The horse crossed the street was running.

Who

Gebruik 'who' voor personen. -> wie?

Voorbeeld: The woman who lives next door is a doctor.

Who - Verwijst naar personen

Welke zin is juist?

1. The dog who crossed the street.
2. The woman who crossed the street.
3. The car who crossed the street.
4. The horse who crossed the street.

Who - Verwijst naar personen

Welke zin is juist?

1. The people whose house this is, are old.
2. The cat who skipped the bridge had to swim.
3. The baby who lives next door is young.
4. The student that lives next door is old.

Which

'Which' wordt gebruikt voor dingen en dieren. -> welke?

Voorbeeld: The movie, which I watched yesterday, was amazing.

Which - Verwijst naar dingen en dieren.

Welke zin is NIET juist?

1. The house which is falling apart is mine.
2. The cat which skipped the bridge had to swim.
3. The baby which lives next door is young.
4. The laptop which I bought is grey.

Which - Verwijst naar dingen en dieren.

Welke zin is juist?

1. The baby which was crying, made a lot of noise.
2. The man which skipped the bridge had to swim.
3. The plant who I bought is lovely.
4. The right answer, which is already on the screen, is A.

Whose

Dit voornaamwoord geeft bezit aan -> van wie?

Voorbeeld: The man whose car was stolen reported it to the police.

Whose - Geeft bezit aan.

Welke zin is juist?

1. The baby whose voice was loud, made a lot of noise.
2. The man whose skipped the bridge had to swim.
3. The plant whose I bought is lovely.
4. The right answer, whose is already on the screen, is A.

Whose - Geeft bezit aan.

Welke zin is NIET juist?

1. The plant whose leaves are falling down, is dying.
2. The parent whose children are naughty, have to go to parenting class.
3. The woman whose hair was just dyed, walked away without paying.
4. The students answers is right, whose will receive a good grade.

Where

'Where' verwijst naar plaatsen. -> Waar?

Voorbeeld: I visited the city where I was born.

Where - Geeft plaats aan.

Welke zin is NIET juist?

1. This is the icecream shop where a bought a cone.
2. The wedding guests were sitting down next to the groom.
3. It's just next to the supermarket where you can buy those cookies!
4. When I went on that holiday where I ate too much, I gained 5 kilos.

When

'When' verwijst naar tijden.

Voorbeeld: That was the day when I met my best friend.

When - Geeft tijd aan.

Welke zin is juist?

1. That was the day I when broke my arm.
2. The groom said no, the bride when yes said.
3. I jumped just in time when the jumping rope came down again.
4. I went on that holiday when I ate too much, I gained 5 kilos.

Whom

'Whom' verwijst naar een lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp. Gaat over personen.

Zo vind je hem:
LV: onderwerp+persoonsvorm+ wie?
MV: onderwerp+persoonsvorm+ aan/voor wie?

Voorbeeld: Your colleague, whom I met yesterday, was pretty rude!
Je collega, die ik gisteren heb ontmoet, was behoorlijk onbeschoft!
Onderwerp: Ik
Persoonsvorm: heb ontmoet
Wie of wat heb ik ontmoet? -> je collega.

Whom - Lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp.

Welke zin is NIET juist?

1. The people to whom you are talking are curious.
2. The man whom Max spit on last week is still angry.
3. That man is whom Max works.
4. Kurt Vonnegut, whom was one of the best writers, was also a good painter.

All together now

Je krijgt nog 4 vragen te zien.
Vul het juiste betrekkelijke voornaamwoord in.

Who / Which / That / When / Why / Where / Whose / Whom

Vul het juiste betrekkelijke voornaamwoord in.

The woman _____ saved my dog, is old.

1. Which
2. Whose
3. Whom
4. That

Vul het juiste betrekkelijke voornaamwoord in.

That budgie _____ owner is old, loves to fly.

1. Which
2. Whose
3. Whom
4. That

Vul het juiste betrekkelijke voornaamwoord in.

The church _____ we got married at was torn down.

1. Where
2. -
3. When
4. Which

Vul het juiste betrekkelijke voornaamwoord in.

This is the boy _____ he was speaking about.

1. -
2. Whom
3. Whose
4. Where

Welk onderdeel vind je het lastigste?

Who

Which

Whose

When

Whom

Why

That

Where

Grammar werktijd!

Voorin de klas = samen werken
Achterin de klas = zelf werken

Klaar?
Vul de enquête in -> code Q9CR2JG op mijnles.nu
Ga rustig lezen -> oefenprogrammaengels.nl

Werken aan je portfolio

10 minuten werken in je groepje.
Denk om het maken van je presentatie.
Iedereen vertelt wat!
Cijfer = individueel!

Na 10 minuten worden nummers getrokken.
Nummer getrokken = presenteren aan het bureau.
Succes!