H2a en H2c oefening algemene spelling proefwerk

H2a en H2c proefwerkoefening
Hoofdletters en leestekens
Samenstellingen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H2a en H2c proefwerkoefening
Hoofdletters en leestekens
Samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Waarom gebruik je hoofdletters en leestekens?
A
Om de tekst beter leesbaar te maken.
B
Om de tekst belangrijker te laten lijken.
C
Om de les plechtiger te laten lijken.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is juist?
A
goudse kaas
B
Goudse Kaas
C
Goudse kaas

Slide 3 - Quizvraag

Juist of onjuist:
engelse drop
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mercedes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Wat is juist?
A
café Zeezicht
B
café zeezicht

Slide 6 - Quizvraag

Wat is juist?
A
lente
B
Lente

Slide 7 - Quizvraag

Wat is juist?
A
meneer S. Van der Zee
B
meneer S. Van Der Zee
C
meneer S. van der Zee
D
meneer S. van der zee

Slide 8 - Quizvraag

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In Frankrijk staat in Parijs de Eifeltoren.
B
In Frankrijk staat in Parijs de eifeltoren.
C
In Frankrijk staat in parijs de eifeltoren.

Slide 9 - Quizvraag

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In noord-Brabant spreken ze brabants.
B
In Noord-Brabant spreken ze Brabants.
C
In Noord-Brabant spreken ze brabants.

Slide 10 - Quizvraag

In welke zin zijn de hoofdletters en leestekens juist geplaatst?


A
Woon jij in Den helder of in Schagen?
B
Woon jij in Den Helder of in Schagen.
C
Woon jij in Den Helder of in Schagen?
D
Woon jij in Den helder of in Schagen.

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is een samenstelling? (een woord dat is gemaakt van (minimaal) twee woorden die ook los kunnen voorkomen)
A
behandeling
B
driegangendiner
C
kwetsbaar
D
claustrofobie

Slide 12 - Quizvraag

Bij samenstellingen kan het zo zijn dat je een -s-, -e- of -en- tussen de woorden moet zetten.

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf de volgende woorden aan elkaar:
beroep+schilder, kapper+schaar, macht+verlies, school+sluiting, schilder+school

Slide 14 - Open vraag

Tussen -s
1) Schrijf de -s als je hem hoort                                            stadswacht 
2) Als je niet kan horen of er een -s is, vervang je het tweede deel van de samenstelling door een ander woord (dat niet met een s-klank begint, zodat je het wel kunt horen         staatsschuld
                                                                                             want           staatskas
                                                                                                              water slang
                                                                                             want   water gebrek



Slide 15 - Tekstslide

Schrijf aan elkaar:
Gedachte+sprong, spin+web, tarwe+meel, beer+sterk, leraar+kamer, rijk+lui, schat+bout, getuige+verhoor

Slide 16 - Open vraag

Tussen -e als het eerste deel: 
1. alleen meervoud op –s   heeft                                        aspergesoep
2. twee meervouden heeft                                                secondewijzer
3. geen meervoud  heeft                                                                  rijstevla
4. naar een uniek exemplaar verwijst                                 maneschijn
5. een bijvoeglijk naamwoord  versterkt                                  apetrots
6.  geen zelfstandig naamwoord is                                            rodekool
7. Het woord wordt niet meer als samenstelling gezien  elleboog

Slide 17 - Tekstslide

Tussen -(e)n als:
het eerste deel een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op - en --> hondenhok

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een koppelteken?
A
Is een leesteken dat wordt gebruikt als scheidingsteken tussen delen van een zin.
B
Is een leesteken dat onderdelen van samenstellingen met elkaar verbindt.
C
Is een leesteken dat wordt gebruikt om nadruk te geven aan een woord of zin.
D
Geen één antwoord is juist.

Slide 19 - Quizvraag

Koppelteken?
A
non-stop
B
non stop

Slide 20 - Quizvraag

Is hieronder een weglatingsteken nodig?

In wielerwedstrijden en hardloopwedstrijden wordt de winnaar bepaald met behulp van een fotofinish.
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken?
A
cameraopstelling
B
camera-opstelling

Slide 22 - Quizvraag

Als er staat: 'in- en uitvoer', dan is het streepje een...
A
koppelteken
B
weglatingsteken

Slide 23 - Quizvraag

Bij welk van onderstaande woorden wordt het weglatingsteken NIET goed gebruikt ?
A
binnen- en buitenbanden
B
carnavalsfeest en -optocht
C
boekenkast en -plank
D
dure- en goedkope kleding

Slide 24 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken?
A
cv-ketel
B
cv ketel

Slide 25 - Quizvraag

Koppelteken?
A
niet roker
B
niet-roker

Slide 26 - Quizvraag

Is hieronder een weglatingsteken nodig?

Vóór de introductie van de fotofinish was de richtlijn dat gelijke finishers als gelijke eindigers werden beoordeeld.
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag