P3 - Argumentatie (2)

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze les
P3 - Argumentatiestructuren

Aan het eind van de les:
  • kun je onderscheid maken tussen standpunt en argument;
  • kun je onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten;
  • kun je een argumentatie weergeven in een blokjesschema.

Slide 4 - Tekstslide

Leesvaardigheid P1 t/m P3
  • Maak een samenvatting van de theorie.
  • Oefen de theorie m.b.v. van de flitskaartjes. 
  • Oefen met de teksten van het oefenmateriaal
  • Leer de woordenlijsten (Teams) 

Dinsdag 10 december: extra uitleg/ vragen stellen 
-> facultatief. Meld je aan via Teams.

Slide 5 - Tekstslide

Argumentatie
De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dat standpunt heeft.


Standpunt + argument noemen we een argumentatiestructuur.

Standpunt: Pizza is mijn lievelingseten.
Argument 1: ?
Argument 2: ?

Slide 6 - Tekstslide

Argumentatie
Er zijn twee soorten argumenten:
  • feitelijke (objectieve) argumenten;
  • waarderende (subjectieve) argumenten.

Slide 7 - Tekstslide

Argumentatie
Feitelijke argumenten:
  • deze argumenten kun je controleren;
  • deze argumenten zijn waar of niet waar.

Voorbeeld:
De iPhone 11 kun je het beste bij Tele2 kopen. Daar is hij volgens iPhone Deals het goedkoopst.

Slide 8 - Tekstslide

Argumentatie
Waarderende argumenten:
  • deze argumenten kun je niet controleren;
  • over deze argumenten kun je van mening verschillen.

Voorbeeld:
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstraf krijgen. Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient?!

Slide 9 - Tekstslide

Argumentatie
Er zijn twee soorten argumenten:

  • feitelijke argumenten;
  • waarderende argumenten.

Let goed op: Een feitelijk argument hoeft niet waar te zijn. Het gaat erom dat de spreker het claimt als een feit. Een waarderende uitspraak geeft aan of iets onwenselijk, goed of slecht, mooi of lelijk is. Er zit een waardering in.

Slide 10 - Tekstslide

Argumentatie
Klimaatverandering ontstaat niet door de mens, het is gewoon de loop der dingen. Wetenschappelijk onderzoek geeft namelijk aan dat de mens geen invloed heeft op het klimaat.

  • Wat is het standpunt en wat zijn de argumenten?
  • Kun je het argument controleren? 

Slide 11 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend argument?
  • Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
  • Amsterdam is een geweldige stad met veel bezienswaardigheden. Het is dus logisch dat er zoveel toeristen op afkomen.
  • De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen; daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.

Slide 12 - Tekstslide

Argumentatie
Een schrijver kan zijn standpunt met één of meer argumenten onderbouwen. Er zijn verschillende argumentatiestructuren:
  • enkelvoudige argumentatie;
  • nevenschikkende argumentatie;
  • onderschikkende argumentatie.

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatie

Enkelvoudige argumentatie: een schrijver onderbouwt zijn mening met een argument. 

                                               mening
                                                     ↑
                                             argument

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Argumentatie

Nevenschikkende argumentatie: een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.

                                          mening
                                               ↑
                      argument 1 ↔ argument 2

Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring (1) en ze kan goed met kinderen omgaan (2).

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Argumentatie

Onderschikkende argumentatie: een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Oftewel: het ene argument ondersteunt een ander argument.

                                 mening
                                      ↑
                               argument
                                       ↑
                               argument

Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de week en je komt al niet uit met je zakgeld.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
  • Stap 1: Bepaal wat het standpunt is. Te herkennen aan: Ik vind, volgens mij, dus, daarom
  • Stap 2: Bepaal wat de argumenten zijn. Te herkennen aan: want, omdat, namelijk immers. 
  • Stap 3: Bepaal of de argumentatie onderschikkend of nevenschikkend is. 
                   - nevenschikkend (en, bovendien, verder, ook, ....)
                  - onderschikkend (want, omdat, namelijk, immers, ....)

Slide 20 - Tekstslide

Argumentatie
Als een schrijver één of meer argumenten met een nevenschikkende argumentatie ondersteunt, is er sprake van onder- en nevenschikkende argumentatie

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdracht 3
Cursus 1 - Leesvaardigheid- P3 Argumentatie

Klaar?
  • maak een samenvatting
  • oefen extra via NN Online

timer
25:00

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk

Slide 24 - Tekstslide