les 1: introductie De Verlichting

Les 1: introductie
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 1: introductie

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
1. intro
2. nieuwe HC
3. opfrissen kennis
4. Wat is de Verlichting?
5. mannen
6. afronding

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

11 ka's!

Slide 5 - Tekstslide

De wetenschappelijke revolutie vond alleen plaats in de Republiek
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Door goed te kijken, denken en meten gingen de wetenschappers op zoek naar god
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

De telescoop en de microscoop zijn uitvindingen uit de tijd van de wetenschappelijke revolutie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de Verlichting?
A
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en wereldeconomie
B
Voortbestaan van het ancien régime en verlicht absolutisme
C
Rationeel optimisme en ‘’verlicht denken’’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
D
De democratische revoluties in westerse landen

Slide 9 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij: 'persoon die aanneemt dat een God de wereld heeft gemaakt, maar zich er niet mee bemoeit (niet ingrijpt)'.
A
Deïst
B
Atheïst
C
Anarchist
D
Antichrist

Slide 10 - Quizvraag

Waarom is de Trias Politica belangrijk?
A
Voorkomt machtsmisbruik
B
Meer mensen besturen het land
C
koning wil ondersteuning
D
Wilde Montesquieu

Slide 11 - Quizvraag

Mensen hadden veel wetenschappelijke ontdekkingen en uitvindingen gedaan
A
Oorzaak van de verlichting
B
Gevolg van de verlichting

Slide 12 - Quizvraag

Mensen kregen andere ideeën over godsdienst
A
Oorzaak van de verlichting
B
Gevolg van de verlichting

Slide 13 - Quizvraag

OPDRACHT
* Ga op het boek, internet grasduinen voor informatie over 
de Verlichting.

* Ga op zoek naar de basisfeiten... WIE, WAT, WAAR, WANNEER, WAAROM, HOE?
noteer je bevindingen op de volgende op papier. 
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Nabespreken
Verlichting is ...
  • WIE: intellectuele beweging van mensen zoals..... 
  • WAT: een verandering van denkwijze, dat leidt tot een nieuw wereldbeeld
  • WAAR: in Europa. Beginnend in Engeland. 
  • WANNEER: 18e eeuw (begint overal op ander moment)
  • WAAROM: vloeit voort uit eerdere stromingen: wetenschappelijke    revolutie; empirisme; rationalisme
  • HOE: het uitgaan van feiten en logisch nadenken (rationalisme) en onderzoek / waarneming (empirisme). Hoe kunnen we hiermee de maatschappij verbeteren?  Verspreid door het gebruik van artikelen en boeken. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

OPDRACHT 2
1. Waar komt hij vandaan (land)?
2. welke tijd?
3. behoort hij bij de wetenschappelijke revolutie of bij de verlichting?
4. wat was zijn bijdrage aan de wetenschappelijke revolutie of verlichting?
5. korte pitch van 1 minuut: wie is deze man?
timer
5:00
Kennis opfrissen met mannen uit de wetenschappelijke revolutie en de verlichting

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

OPDRACHT 3
* Op de volgende 9 slides staan thema's uit de 18de eeuw. 
*  Lees slides met de thema's. Doe dit met aandacht. 
* Na elke slide krijg je een scherm om de volgende vraag te  beantwoorden: 

Hoe denk jij dat een Verlichtingsdenker 
   over het thema zal denken?

Slide 25 - Tekstslide

1
Op 1 november 1755 is het Allerheiligen, een katholieke feestdag. Veel mensen zitten in de kerk als om 10 uur een zware aardbeving Lissabon treft. Huizen en kerken storten in, er breekt brand uit en er volgt een tsunami. Naar schatting sterven 30.000 mensen. Veel mensen zagen de ramp als straf van God voor hun zonden.

Slide 26 - Tekstslide

2
In het Frankrijk van de 18de eeuw kende men een standenmaatschappij; de eerste stand (de geestelijken), de tweede stand (de adel) en de derde strand (de rest van de bevolking).
Men had niet de mogelijkheid om later in het leven in een volgende stand te komen. De hogere standen hadden alles voor het zeggen in het land, de simpele arbeiders of boer had helemaal geen privéleges. De derde stand moest bijvoorbeeld als enige belasting betalen, daarnaast moest ook nog eens 10% van het loon afgestaan worden aan de kerk. De normale arbeider of boer had normaal gesproken al een erg mager inkomen, door deze regels had de gemiddelde arbeider echter helemaal niets meer te eten.

Slide 27 - Tekstslide

3
Absolute macht is niet natuurlijk. Het is duidelijk dat het absolute koningschap niet past binnen de wetten der natuur. Volgens deze wetten heeft iedereen bepaalde natuurrechten. Deze natuurrechten bepalen dat iedereen recht heeft op leven, vrijheid en bezit. De absolute macht van koningen vormt een bedreiging voor deze rechten.


Slide 28 - Tekstslide

4
Émile leest zijn eerste boek.
Er is één boek dat het meest past bij mijn natuurlijke opvoeding. Robinson Crusoë zal het eerste boek zijn dat Émile leest en ook het enige tot hij vijftien jaar is. Hoe Robinson zich alleen en zonder hulp in leven weet te houden, is een verhaal dat op iedere leeftijd interesse wekt. Het boek zal voor Émile vermakelijk en leerzaam zijn. Hij zal constant in de weer zijn met zijn kasteel, geiten en zijn moestuin. Hij zal uit de praktijk leren wat iemand in zulke omstandigheden moet weten, niet uit boeken. Hij zal het gevoel hebben Robinsonzelf te zijn en zich verbeelden dat hij in dierenvellen rondloopt, met een grote hoed en sabel.

Slide 29 - Tekstslide

5
In Rusland waren boeren niet in dienst van een heer, maar waren zijn bezit. Ze moesten voor hem werken en hadden bijna geen rechten. Ze mochten nooit verhuizen. Daarom werden zij ‘lijfeigenen’ genoemd. De heer had alle macht over hen. Hij mocht ze straffen en soms zelfs doodmaken. De lijfeigenen vormden 90 procent van de Russische bevolking.

Slide 30 - Tekstslide

7
De handelssuccessen van de WIC lijken paradoxaal: de slavenhandel was kennelijk niet succesvol genoeg en het lijkt dan voor de hand te liggen om over te gaan op andere “handelswaar”. De WIC deed dit echter niet; de Nederlandse slavenhandel bleef bijna twee eeuwen standhouden, tot uiteindelijk in 1818 ook in de Nederlanden de handel in slaven werd afgeschaft. Er moet dus een goede reden zijn geweest om deze verlieslijdende handel te continueren.

Slide 31 - Tekstslide

6
Schilderij van de salon van Madamme Geoffrin. Zij was een van de bekendste vrouwen in Parijs. Ze ontving in haar salon de belangrijkste kunstenaars, acteurs, wetenschappers en edellieden. Het schilderij zelf is echter een verzonnen compositie uit ca. 1814.

Slide 32 - Tekstslide

8
Het tegelijkertijd zaaien van veldgewassen op rijen was een belangrijke vernieuwing in de landbouw in de eerste helft van de 19e eeuw, litho Jan Oomkens, 1827 

Slide 33 - Tekstslide

9
“Op de volgende pagina's bied ik niets meer dan eenvoudige feiten, duidelijke argumenten en gezond verstand: en hebben geen andere bedoelingen dan om de lezer, dan dat hij zich van vooroordeel en voorzegging ontdoet. Hij moet zich door zijn rede en zijn gevoelens laten lijden bij het bepalen wat het ware karakter van een man is, zijn standpunten in de huidige tijd verruimen.”

Slide 34 - Tekstslide