In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Upload een leuke foto van jouw vakantietijd!
timer
1:00
Slide 1 - Open vraag
Vóór de vakantie...
Wat is precies een zinsdeel?
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
Slide 2 - Tekstslide
Deze week
Het onderwerp (en de onderwerpszin)
Rollen van het werkwoord
Het lijdend voorwerp
Slide 3 - Tekstslide
Vraag: hoeveel mensen/dingen staan er in de zin?
1
2
3
2. Ik heb vanochtend hard gewerkt.
3. Een beroep als programmeur kon je vroeger niet kiezen.
1. Ze schrijven een brief aan de minister.
Slide 4 - Sleepvraag
Noteer van elke zin het onderwerp: 1. Ze schrijven een brief aan de minister. 2. Ik heb vanochtend hard gewerkt. 3. Een beroep als programmeur kon je vroeger niet kiezen.
timer
1:00
Slide 5 - Open vraag
Het onderwerp
Het onderwerp is de 'hoofdpersoon' van de zin.
Het onderwerp doet, ervaart, beleeft wat er in de zin gebeurt.
Het onderwerp kan een mens zijn (of meerdere), of een ding.
Slide 6 - Tekstslide
Maak een zin met een heel lang onderwerp.
timer
1:00
Slide 7 - Open vraag
Lang onderwerp
De laptop met het kapotte scherm is vandaag opgehaald.
Gisteren is de mooie kat van de buren nog hier gezien.
Slide 8 - Tekstslide
Onderwerpszin
De laptop die kapot is gegaan, is vandaag opgehaald.
De mooie kat die van de buren is, is hier gisteren nog gezien.
Slide 9 - Tekstslide
De oven waar het brood in gebakken is, is nog steeds warm!
A
'gewoon' lang onderwerp
B
onderwerpszin
Slide 10 - Quizvraag
Het boek met de rode kaft is al twee maanden kwijt.
A
'gewoon' lang onderwerp
B
onderwerpszin
Slide 11 - Quizvraag
De rivier, die in de zomer altijd droog ligt, stroomt nu bijna over.
A
'gewoon' lang onderwerp
B
onderwerpszin
Slide 12 - Quizvraag
Maak nu zelf een zin met een onderwerpszin erin.
timer
1:00
Slide 13 - Open vraag
Conclusie
Het onderwerp 'doet' iets in de zin
Een onderwerp kan zijn: mens(en), dier(en) of ding(en)
Kijk goed naar de lengte van zinsdelen: soms zijn ze lang