de kast (= werkelijke voorraad), dan klopt er iets niet.
WAAR KAN DAT AAN LIGGEN?
Slide 4 - Tekstslide
Oorzaken
Spullen op de verkeerde plek
er kan verkeerd geteld zijn
Vergeten om door te geven dat er spullen uit het magazijn zijn gehaald
Diefstal komt helaas ook voor
Slide 5 - Tekstslide
Inventariseren
ALS JE DE VOORRAAD TELT (INVENTARISEERT), dan let je ook op:
-Beschadigingen
-Kwaliteit van de goederen
-of ze op de juiste plaats staan in de winkel bijv.
Slide 6 - Tekstslide
BESTELLEN
-Wanneer de melk bijna op is bij kinderopvang 'Baloe', moeten ze op tijd melk bestellen, want er zit tijd tussen bestellen en leveren.
DAAROM BELANGRIJK OM EEN MINIMUM VOORRAAD te hebben.
= de voorraad die je nodig hebt om de tijd van levering te overbruggen
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
ORDERBEVESTIGING
Slide 9 - Tekstslide
BARCODE EN SKU
SKU (= SJKOE): is leesbaar door een mens
BARCODE: leesbaar door een machine
Slide 10 - Tekstslide
T.G.T.
TE GEBRUIKEN TOT
T.H.T.
TEN MINSTE HOUDBAAR TOT
Slide 11 - Tekstslide
UVD
Uiterste VerkoopDatum
Goederen die over de datum zijn mag een winkel niet meer verkopen.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Controle pakbon
Pakbon in doos of
in envelop op de doos.
bestelbon of orderbevestiging nodig om te controleren.
Afwijkingen direct doorgeven aan je leidinggevende.
Melden bij de leverancier.
Zijn de goederen onbeschadigd?
Klopt de houdbaarheidsdatum?
Werken ze goed?
Zitten de juiste aantallen in de verpakking?
Zijn de juiste goederen geleverd?
Zijn alle onderdelen aanwezig?
Slide 14 - Tekstslide
ONTVANGST
Je tekent voor ontvangst op de vrachtbrief als de leverancier de goederen heeft gebracht.
Wat doe je als er iets niet klopt? --> aantekening maken of goederen niet aannemen.
Slide 15 - Tekstslide
ONTVANGEN EN CONTROLEREN
Jan-Pieter ontvangt de bestelling van de leverancier en checkt deze. Dit is ook iets wat jij als helpende zou kunnen doen in een bedrijf.
STEL: je hebt 5 dozen luiers besteld van het merk 'Pamper' en 7 dozen luiers van het merk 'Huggeys'. Bij levering kom je erachter dat je 12 dozen 'Pampers' hebt gekregen...
Slide 16 - Tekstslide
Vrachtbrief
Is gemaakt door de transporteur
DHL, PostNL of een andere pakketdienst
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
CONTROLE VRACHTBRIEF
Controleren met aanwezigheid chauffeur
Als het niet klopt, weigeren.
In orde, tekenen voor ontvangst
Of een aantekening op de vrachtbrief en accepteren
Slide 20 - Tekstslide
Opslaan
Voorraadkast
Magazijn open of gesloten
Administratie bijhouden of diefstal
Slide 21 - Tekstslide
Fifo
First in, first out
Let op de datum!
Levensmiddelen die als eerste zijn binnen gekomen, moeten als eerste weer weg.
Lifo
Last in, last out
Zware goederen niet onnodig verplaatsen
Slide 22 - Tekstslide
Opslagmethoden
Sorteren op categorie
Dozen stapelen en kleding ophangen
Slide 23 - Tekstslide
Bij het opslaan let je op:
Zet goederen niet op de vloer (kan nat worden)
Gebruik een stellingskast of pallet
Maak stapels niet te hoog
Zorg ervoor dat etiketten te lezen zijn
Houd het magazijn schoon en opgeruimd
Slide 24 - Tekstslide
Levensmiddelen
Levensmiddelen gaan in kwaliteit achteruit als je ze op de verkeerde manier bewaart.
Het eten van bedorven voedsel kan ervoor zorgen dat je ernstig ziek wordt .
Allerlei procedures voor (koel)transport
Fifo
Slide 25 - Tekstslide
Bij kamertemperatuur
Droge goederen zoals:
Rijst, macaroni en spaghetti
allerlei meelsoorten, soepen en sauzen in poedervorm
gedroogde vruchten, zoals rozijnen en pruimen
koffie, thee en cacao
beschuit, koekjes en biscuits
Slide 26 - Tekstslide
Tips
-Bewaar koffie en thee in goed afsluitbare bussen
- Bewaar zout en suiker goed droog
-Bewaar levensmiddelen in glas op een donkere plaats
-Bewaar levensmiddelen in blik droog
Slide 27 - Tekstslide
Koelkast max. 7 graden
-Rauw vlees, vleeswaren, gebak, kaas en eieren en gesneden groenten waar op staat 'koel bewaren'
-die je na openen koel moet bewaren
-Product dat in de winkel in de koeling ligt, bewaar je thuis ook in de koeling
Slide 28 - Tekstslide
Koeling
Gekoelde opslagruimte waar je in kan lopen
Slide 29 - Tekstslide
Koeling
Geen levensmiddelen in blik in de koelkast
Ordelijk en overzichtelijk
Zet geen goederen op de grond of tegen de want
Doe de deur dicht als je er weer uit gaat
Slide 30 - Tekstslide
Vriezer of het vriesvak
Hoelang je producten kan bewaren staat op de verpakking
Zet geen warme producten in de vriezer
Slide 31 - Tekstslide
Op een ......... staat wat er in de verpakking zit
A
Pakbon
B
Bestelbon
Slide 32 - Quizvraag
Het overzicht van de bestelling van de klant, heet een
A
Pakbon
B
Orderbevestiging
Slide 33 - Quizvraag
Op een ..........staat een overzicht van goederen die besteld moeten worden.
A
Bestelbon
B
Pakbon
Slide 34 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een bestelbon en een orderbevestiging?
A
Een bestelbon vult de medewerker zelf in
B
Een bestelbon wordt door de leverancier ingevuld
C
Een orderbevestiging stuurt een medewerker naar de leverancier
D
Op een bestelbon staan de goederen die je gaat ontvangen
Slide 35 - Quizvraag
MEVROUW PIETERS WIL VANAVOND SPRUITEN ETEN, MAAR DE LIDL HEEFT GEEN SPRUITEN MEER. ZE KOOPT ZE BIJ DE AH. WAT IS HIER AAN DE HAND?
A
TEVEEL VOORRAAD
B
TE WEINIG VOORRAAD
C
UVD IS VOORBIJ
D
ZE HEEFT NIET GOED NAAR T.H.T. GEKEKEN
Slide 36 - Quizvraag
Hoe noemen we artikelen zoals koffie, luiers, medicijnen die op voorraad liggen?
A
Producten
B
Spullen
C
Goederen
D
Dozen
Slide 37 - Quizvraag
Hoe noemen we het tellen van de voorraad ook wel?
A
Uitrekenen
B
Balansen
C
Verzamelen
D
Inventariseren
Slide 38 - Quizvraag
Op welke datum was de minimumvoorraad bereikt bij dit bedrijf?
A
5 januari
B
1 februari
C
15 maart
D
1 maart
Slide 39 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een bestelbon en een orderbevestiging
A
Een bestelbon vul je zelf in
B
Een bestelbon wordt door de leverancier ingevuld
C
Een orderbevestiging stuur je zelf naar de leverancier
D
Op een bestelbon staan de goederen die je gaat ontvangen
Slide 40 - Quizvraag
Wat is een WMS?
A
online voorraadsysteem
B
een warenhuisverkoper
C
de supermarkt voorraad
D
een magazijnmedewerker
Slide 41 - Quizvraag
Augustine wil graag aardbeien eten, maar de LIDL heeft geen aardbeien meer. Hij koopt ze bij de AH. WAT IS HIER AAN DE HAND BIJ DE LIDL?
A
TEVEEL VOORRAAD
B
TE WEINIG VOORRAAD
C
T.G.T IS VOORBIJ
D
HIJ HEEFT NIET GOED NAAR T.H.T. GEKEKEN
Slide 42 - Quizvraag
Waarom is het niet goed om teveel van een bepaald product op voorraad te hebben?
A
Producten kunnen bederven
B
Dan hebben mensen teveel keus
C
Omdat werknemers dan harder moeten werken
D
Kost ruimte en ruimte kost geld
Slide 43 - Quizvraag
Hoe noemen we het tellen van de voorraad ook wel?
A
Uitrekenen
B
Observeren
C
Verzamelen
D
Inventariseren
Slide 44 - Quizvraag
BARCODE
Slide 45 - Sleepvraag
Je kunt het product nog gebruiken na deze datum als het nog goed proeft/ruikt
Je kunt het product tot en met deze datum gebruiken
Slide 46 - Sleepvraag
DE UVD van het brood in de winkel staat op 25 september. Mag een winkel het brood nog verkopen op 26 september?
A
Ja
B
Nee
Slide 47 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een barcode en een SKU-code?
A
Barcode wordt gelezen door een mens, SKU door machine
B
Barcode wordt gelezen door een machine, SKU door een mens
C
Barcode is een cijfer/lettercode
D
SKU is alleen een cijfercode
Slide 48 - Quizvraag
T.G.T. Te Gebruiken Tot wordt vooral gebruikt bij lang houdbare producten
A
Juist
B
Onjuist
Slide 49 - Quizvraag
Producten met T.H.T. kunnen na de datum nog gegeten worden als je kijkt, ruikt, en proeft
A
Juist
B
Onjuist
Slide 50 - Quizvraag
Hoe noemen we het document waarmee je een levering kan controleren op volledigheid?
A
Orderbevestiging
B
Pakbon
C
Bestelbon
D
Kassabon
Slide 51 - Quizvraag
FIFO
LIFO
Slide 52 - Sleepvraag
Voorraadadministratie
Voorraadadministratie = bijhouden in een systeem welke goederen er op voorraad liggen
Bijgehouden in een WMS = warehouse management system. (digitaal systeem) Vertaling: Magazijn Management Systeem)
Dit systeem geeft een signaal wanneer er goederen bij besteld moeten worden