3H les 1 Lezen voorkennis ophalen

NN6 voorkennis lezen voor klas 3H
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

NN6 voorkennis lezen voor klas 3H

Slide 1 - Tekstslide

Wilfred van Keulen
Opening
Presentie
Quiz klas 1 en 2
Begin H1 _ Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Lesinhoud 
- Voorkennis ophalen lezen klas 1 en 2
- Quiz theorie leesvaardigheid
- Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel

- Ik weet weer welke begrippen ik allemaal moet kennis om goed te kunnen starten met leesvaardigheid in klas 3 havo.


Slide 4 - Tekstslide

Quiz theorie lezen klas 1 en 2 havo

Slide 5 - Tekstslide

Wat is globaal lezen?
A
De hele tekst lezen
B
De tekst bekijken en informatie zoeken die je nodig hebt
C
De eerste en laatste zinnen van alle alinea's lezen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is oriënterend lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste alinea.
B
Lees de eerste en laatste zin van de alinea's.
C
Bekijk de tekst en zoek de info die je nodig hebt.
D
Lees de tekst helemaal en nauwkeurig.

Slide 7 - Quizvraag

Sleep de juiste antwoorden naar dit vak:
Hoe vind je het onderwerp in een tekst?
Titel
Plaatjes
Globaal lezen
Oriënterend lezen
Zoekend lezen
Eerste alinea
Tussenkopjes
Laatste alinea
Opvallend gedrukte woorden

Slide 8 - Sleepvraag

Met welke leesstrategie vind je deelonderwerpen?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Zoekend lezen
D
Precies lezen

Slide 9 - Quizvraag

Wat houdt het begrip 'de hoofdgedachte' van een tekst in?

Slide 10 - Open vraag

Met welke leesstrategie bepaal je de hoofdgedachte?
A
Precies lezen
B
Zoekend lezen
C
Globaal lezen
D
Oriënterend lezen

Slide 11 - Quizvraag

Wat staat er vaak in het slot?

Slide 12 - Open vraag

Tekstverbanden
- Verbanden zijn er tussen zinnen.
- Verbanden zijn er tussen alinea's.
- Die worden vaak aangegeven door signaalwoorden. 
- Alinea's kunnen bij elkaar horen en vormen dan samen een deelonderwerp.

Slide 13 - Tekstslide

Leerjaar 1:
Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband

Leerjaar 2:
Concluderend verband
Redengevend verband
Oorzakelijk verband
Vergelijkend verband
Doel-middel verband
Samenvattend verband
Voorwaardelijk verband
Toegevend verband

Slide 14 - Tekstslide

Chronologisch
A
Door een hevige sneeuwbui was de helft van de weg ingestort.
B
Het is goed dat de Europese landen een verbod op zeehondenbont hebben ingevoerd, omdat de zeehondenjacht in Canada maar blijft doorgaan.
C
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen.
D
We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.

Slide 15 - Quizvraag

Opsommend
A
Hoewel hij arm is, leidt hij een heel gelukkig leven.
B
We hebben Jan de Ried aangenomen vanwege zijn kennis van de markt. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als leidinggevende.
C
De stichting Wakker Dier komt op voor de dieren. Door middel van reclamespotjes op de televisie vraagt die club aandacht voor het ellendige leven van kippen en varkens in de bio-industrie.
D
Als je nu eerst je huiswerk afmaakt, gaan we straks naar de film.

Slide 16 - Quizvraag

Toelichtend
A
Voor een voetbalwedstrijd heb je goede conditie nodig, daarom train ik iedere week twee keer.
B
De recensent van Kidsweek vindt dit een prachtig boek. Maar in de Jeugdboekengids lees ik een heel negatieve bespreking. De meningen zijn dus nogal verdeeld.
C
De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
D
Het heeft de afgelopen winter nauwelijks gevroren. Hierdoor zijn er dit voorjaar erg veel insecten.

Slide 17 - Quizvraag

Redengevend
A
Als je in de zomer weer met je vrienden op vakantie wilt gaan, heb je veel geld nodig. Je moet dus gaan werken.
B
Als je nu eerst je huiswerk afmaakt, gaan we straks naar de film.
C
Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
D
De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.

Slide 18 - Quizvraag

Oorzakelijk
A
Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op zijn werk en miste hij een belangrijke afspraak.
B
Het lijkt me niet verstandig die cd nieuw te kopen.Je zou bijvoorbeeld eens op Marktplaats kunnen kijken, waar ontzettend veel cd’s voor heel lage prijzen worden aangeboden.
C
Evert is een ontzettend avontuurlijke vent. Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven.
D
Jeremy wilde niet naar de dierentuin, Jorrit wilde niet naar het bos en Anke wilde niet naar het strand. Kortom, we konden het niet eens worden over wat we gingen doen.

Slide 19 - Quizvraag

Doel-middel
A
Mijn buurman volgt een cursus Engels, zodat hij de kans op een internationale carrière vergroot.
B
Ik heb besloten meer aan sport te gaan doen, omdat ik me de laatste tijd slap en futloos voel.
C
Op mijn school zijn de regels dit jaar een stuk strenger geworden. Hetzelfde is gebeurd op de school van mijn zus.
D
Kaartjes voor popconcerten zijn de laatste jaren enorm gestegen. Maar de tickets voor de bioscoop of het theater zijn nauwelijks duurder

Slide 20 - Quizvraag

Voorwaardelijk
A
Steeds meer mensen uit Barendrecht gaan tijdens de ochtendspits niet meer met de auto Rotterdam in. Dit komt doordat de nieuwe sneltram je in een kwartiertje probleemloos naar het centrum van de stad brengt.
B
Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.
C
Het heeft de afgelopen winter nauwelijks gevroren. Hierdoor zijn er dit voorjaar erg veel insecten.
D
In Nederland zijn de snelwegen overvol. Hetzelfde zie je in alle landen van West-Europa.

Slide 21 - Quizvraag

Feit  / mening / argument
- Een feit kan je controleren en vaststellen.

- Voor een goede mening maak je gebruik van argumenten en feiten.

- Een argument herken je aan signaalwoorden als: want, omdat en namelijk

Slide 22 - Tekstslide

Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 23 - Quizvraag

Betrouwbaarheid tekst:

Betrouwbaar als die alleen maar

informatie geeft.

Een tekst is partijdig (onbetrouwbaar) als die ergens reclame voor maakt.

Slide 24 - Tekstslide


Reclameteksten zijn meestal niet erg betrouwbaar,

omdat ze als doel hebben de lezer aan te sporen iets te kopen

Slide 25 - Tekstslide



Ook roddelbladen nemen het soms niet zo nauw met de waarheid. 

Slide 26 - Tekstslide


Schoolboeken en de meeste nieuwsberichten zijn wel betrouwbaar, omdat ze als doel hebben de lezer informatie te geven.

Slide 27 - Tekstslide

Einde voorkennis theorie
* Heb je nog oude samenvattingen van de theorie lj1/ lj2?
* Gebruik die steeds om begrippen op te zoeken.
-> Zo word je steeds beter in het onthouden van de betekenis van die begrippen.

Slide 28 - Tekstslide

Wil je de SO werkwoordspelling herkansen? Laat het nog even weten:
A
JA
B
NEE

Slide 29 - Quizvraag