2HVa les 2

welkom 2HVa
We hadden net afgesproken dat we naar de Mac zouden gaan, maar Gijs gooide ineens zijn … tegen de krib.
Wat moet er op de puntjes staan?

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

welkom 2HVa
We hadden net afgesproken dat we naar de Mac zouden gaan, maar Gijs gooide ineens zijn … tegen de krib.
Wat moet er op de puntjes staan?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sanne had te veel dropjes gegeten. Daardoor at ze 's avonds met lange....

Wat moet er op de puntjes staan?
A
tanden
B
vingers
C
tong
D
wangen

Slide 2 - Quizvraag

de uitdrukking is 'met lange tanden eten'. Dat betekent 'met tegenzin eten', bijvoorbeeld om je eigenlijk helemaal geen honger hebt.
Verdeel in zinsdelen en benoem die:

Sanne had te veel dropjes gegeten

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

planning van deze les
  • lijdend voorwerp
  • meewerkend voorwerp
  • bijwoordelijke bepaling
  • leesvoer junior?
  • Nederlands songbook + woordpost 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoel
  • je hebt inzicht in je eigen kennis/vaardigheid van redekundig ontleden tot op dit moment
  • je hebt een overzicht in alle zinsdelen die je moet beheersen


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier(en) vind je het onderwerp van de zin?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het lijdend voorwerp
Let op
Voordat je leert hoe je het lijdend voorwerp (lv) kunt herkennen, moet je weten dat niet elke zin een lv in zich heeft.
Het ligt aan de werkwoorden in de zin.

Een voorbeeld......

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan
bij het werkwoord
eten?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het lijdend voorwerp (vervolg)
Als een zin een lijdend voorwerp heeft, moet er een werkwoord in staan dat iets doet.  Zoals bijvoorbeeld eten. Je kunt namelijk iets eten.
Andere vb:
poetsen. Je kunt ook iets poetsen.
slaan. Je kunt namelijk iets of iemand slaan.
Maar niet bij het werkwoord slapen. Je kunt niet iets slapen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het lijdend voorwerp (vervolg)
Het lijdend voorwerp is het voorwerp waar iets mee gebeurt.
Om het lijdend voorwerp (lv) te vinden heb je dus de werkwoorden nodig, maar ook het onderwerp van de zin.

Je vindt het lv door de vraag te stellen:
Wat (of wie) + wg + ow?
Bijv: Soms wil ik mijn irritante broertje slaan.
Vraag: Wat of wie wil ik slaan? mijn irritante broertje.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
Ik kan deze zin ontleden.
A
ik
B
kan
C
kan ontleden
D
deze zin

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp
Wie of wat (vaak een wat)
+
werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
=
Het lijdend voorwerp


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

meewerkend voorwerp
Aan wie of voor wie
+
werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
+
Het lijdend voorwerp
=
Het meewerkend voorwerp

Let op: Zit er geen lijdend voorwerp in een zin, dan zit er dus ook geen meewerkend voorwerp in de zin.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling
Alles wat nog geen naam heeft krijgt de naam bijwoordelijke bepaling.
Dit is eigenlijk de prullenbak van de zin. Wat je niet 
meer kan benoemen, gooi je daarin --> alles 
moet immers een naam krijgen.

Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de volgende 
vragen: waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe 
en hoeveel.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is een zinsdeel een
bijwoordelijke bepaling?

Slide 17 - Woordweb

Als je niet één van de andere zinsdelen is.
Vaak een bepaling van plaats en tijd
waarom
waarheen
wanneer

waarmee
waardoor
hoe
hoeveel

aan de slag
Maken opdracht 14 t/m 21 in boekje

Leesvoer Junior

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bedankt, tot de volgende keer!

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies