In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Proeftoets Lezen 3 vwo blok 3 en 4
1. Bekijk de gele stukken
2. Websites om te oefenen:
www.cambiumned.nl
3. Filmpjes om naar te kijken
Slide 1 - Tekstslide
Welk signaalwoord voor voorwaarde ken je?
Slide 2 - Woordweb
Mijn broertje eet graag pannenkoeken, pizza's en hamburgers. Tekstverband?
A
middel/doel
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
opsomming
Slide 3 - Quizvraag
Stel, een schrijver geeft in een alinea voorbeelden en / of nadere uitleg om zijn opvattingen te verduidelijken. Welke functie heeft deze alinea?
A
Verklaring
B
Toelichting
C
Conclusie
D
Nuancering
Slide 4 - Quizvraag
Soaps zijn erg populair. Op de Nederlandse zenders worden per dag gemiddeld zes soaps uitgezonden.
Kies het juiste antwoord
A
objectief argument
B
subjectief argument
Slide 5 - Quizvraag
Het bestelproces wijkt dus af van de echte procedure van de Dixons-site, maar oogt desondanks geloofwaardig.
' maar' is een
A
redengevend
signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
oorzakelijk signaalwoord
Slide 6 - Quizvraag
Te mooi om waar te zijn, [want] op het moment dat mensen bestellen, kunnen zij alleen betalen via een bankoverschrijving naar een Nederlandse ING-rekening.
' want' is een
A
redengevend
signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
oorzakelijk signaalwoord
Slide 7 - Quizvraag
A
Kernzin:
Je kunt er dieren verzorgen
B
Kernzin:
Kortom: er is genoeg te beleven op de kinderboerderij.
C
Kernzin: Maar je kunt er ook veel leren.
D
Er is geen kernzin in deze alinea.
Slide 8 - Quizvraag
Je kunt beter elke dag een bladzijde woordjes leren dan in een keer alles. Dan onthoud je er veel meer van. Met welk argument hebben wij hier te maken?
A
feitelijk argument
B
nut of (on) gewenst gevolg
C
vergelijkingsargument
D
ervaringsargument
Slide 9 - Quizvraag
wanneer is er sprake van een nevenschikkende argumentatie?
Slide 10 - Open vraag
Welke tekststructuur hoort bij deze hoofdvraag, denk je?
Hoofdvraag: Op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost?
A
Verschijnsel-en-besprekingstructuur
B
Bewering-en-argumentstructuur
C
Probleem-en-oplossingstructuur
D
Voordelen-en-nadelenstructuur
Slide 11 - Quizvraag
Signaalwoord dat een conclusie aangeeft:
A
ook
B
echter
C
want
D
dus
Slide 12 - Quizvraag
Wat voor soort argumentatie is dit?
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
neven- en onderschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie
Slide 13 - Quizvraag
Soort argument?
A
moreel argument
B
vergelijkingsargument
C
ervaringsargument
D
feitelijk argument
Slide 14 - Quizvraag
Voetballen en andere sportartikelen worden in derdewereldlanden vaak door kinderen gemaakt. De arbeidsomstandigheden zijn nogal eens slecht.
De voetbalbond FIFA vindt dat kinderarbeid niet kan en dat sportartikelen onder goede omstandigheden geproduceerd moeten worden.
A
Signaalwoord
B
Herhaling
C
Verwijzing
D
Aankondigende zin
Slide 15 - Quizvraag
In de laatste ijstijd was de Noordzee nog land. Je kon helemaal van Nederland naar Engeland lopen.
Op die vlakte leefden allerlei dieren die nu zijn uitgestorven, zoals de wolharige mammoet, het reuze hert en de sabeltandtijger. De botten hiervan komen nog steeds regelmatig naar boven in de netten van vissers.
A
signaalwoord
B
verwijswoord
C
aankondigende zin
D
herhaling
Slide 16 - Quizvraag
Soort argument?
A
ervaringsargument
B
gezagsargument
C
feitelijk argument
D
emotioneel argument
Slide 17 - Quizvraag
Soort argument?
A
feitelijk argument
B
ervaringsargument
C
gezagsargument
D
vergelijkingsargument
Slide 18 - Quizvraag
Het is goed dat de politie appende fietsers beboet, want appen op de fiets veroorzaakt dagelijks ongelukken.
A
Feitelijk argument
B
Ervaringsargument
C
Veronderstelling/vermoeden
D
Vergelijkingsargument
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de kernzin?
A
Jolles beschrijft recent onderzoek naar de hersenontwikkeling van jongeren.
B
Diverse studies tonen aan dat puberhersens nog niet optimaal functioneren.
C
Bij meisjes zijn de hersenfuncties voor het maken van complexe keuzes volgroeid na hun 20ste.
D
Bij jongens ligt dat gemiddelde nog een paar jaar hoger.