-> Van die
róde besjes / mag / je / nooit / eten.
(Maar van die blauwe wel.)
->Éten / mag / je / nooit / van die rode besjes.
(Maar je kunt er prima mee door een buis schieten.)
->Nóóit /mag/je/van die rode besjes /eten
[ Je neefje heeft dat één keer gedaan en moest meteen zijn maag laten leegpompen)