Thema 3 ik en de natuur les 3 overdrijvingen

Programma
Lezen met elkaar
Uitleg van een overdrijving
Zelfstandig werken

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Programma
Lezen met elkaar
Uitleg van een overdrijving
Zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding
Vandaag gaan we verder met het thema natuur. We leren wat overdrijvingen zijn. 
 Daarna volgt er instructie. Vervolgens gaan jullie zelf aan het werk. Tenslotte krijg je nog enkele vragen om te kijken of je het lesdoel hebt gehaald.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...
- heb ik goed meegedaan met lezen.
- weet ik wat een overdrijving is
- kan ik aangeven of een zin een overdrijving is.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Voorkennis
Je krijgt zo twee vragen over het lesdoel. Beantwoord de vragen.
Bij de quizvragen moet je aangeven of het een overdrijving is of niet.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef eens een voorbeeld van een overdrijving.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat heb ik al een paar keer uitgelegd.

Overdrijving?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat heb ik al duizend keer uitgelegd.

Overdrijving?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Theorie
Een vorm van figuurlijk taalgebruik is een overdrijving. Als je iets overdrijft, maak je iets bijvoorbeeld groter, mooier of erger dan het is.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden overdrijving
Dat heb ik al duizend keer uitgelegd.
Ik ben in één seconde terug.
Ik ga dood van de honger.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tweetallen
Bedenk met je buurman/vrouw een aantal overdrijvingen en schrijf die op een blaadje dat je hebt gekregen.
Je krijgt hiervoor twee minuten de tijd.
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreking
Wat hebben jullie opgeschreven?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Opdracht 4: Een Zweedse puzzel maken.
Opdracht 5: Is de zin een overdrijving?
Opdracht 6: Welke overdrijving past bij de afbeelding.
Klaar? werkblad maken.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Je krijgt zo twee vragen over de les. Denk goed na 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik verga van de honger.

Overdrijving?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Snoep is slecht voor je tanden.

Overdrijving?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb ik veel spelletjes!

Overdrijving?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij huilde een zwembad vol tranen.

Overdrijving?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vond je van de afgelopen les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welk cijfer zou je jezelf geven voor aandacht tijdens deze les?
010

Slide 19 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ben je blij met het resultaat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Deze slide heeft geen instructies