1.4 Stijging, daling, inflatie, deflatie

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les..
- Reserves (spaargeld) berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
- Inflatie en deflatie
- Een stijging of daling in procenten berekenen

Slide 3 - Tekstslide

2

Slide 4 - Video

01:21
Merk je zelf ook dat spullen steeds duurder worden?
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

05:06
Zou jij meer of minder spullen gaan kopen als alles duurder wordt?
Meer
Minder

Slide 6 - Poll

Hyperinflatie

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Een brood bij de bakker kostte vorige maand maar 3,25 euro.

Deze maand kost het brood ineens 3,85.

Hoeveel procent is de prijs van brood gestegen?

Slide 10 - Tekstslide

Een brood bij de bakker kostte vorige maand maar 3,25 euro.

Deze maand kost het brood ineens 3,85.

Hoeveel procent is de prijs van brood gestegen?
Stap 1:
Zorg dat je de oude prijs, en de nieuwe prijs weet.

Stap 2.
Gebruik de volgende rekensom:
(nieuw - oud) ÷ oud x 100%

Slide 11 - Tekstslide

Ik werkte eerst vier dagen per week voor 2134 euro salaris aan het einde van de maand

Sinds kort ben ik drie dagen gaan werken. Hier krijg ik 1865 euro voor.

Hoeveel procent is mijn salaris gedaald?
1. Wat is de nieuwe prijs?
2. Wat is de oude prijs?

3. Gebruik de som
(nieuw - oud) ÷ oud x 100%

Slide 12 - Tekstslide

Zelf werken
Tot en met opdracht 5 (paragraaf 1.4)

Klaar?
Nakijken en plusopdrachten maken (blz 30)

Slide 13 - Tekstslide