3.7 woordsoorten Deel C
1 / 14
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
We mogen niet zonder haar toestemming naar binnen.
Wat is het woord 'we'?
Wat is het woord 'we'?
A
persoonlijk voornaamwoord (onderwerpsvorm)
B
wederkerend voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord (voorwerpsvorm)
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 2 - Quizvraag
We mogen niet zonder haar toestemming naar binnen.
Wat is het woord 'haar'?
Wat is het woord 'haar'?
A
persoonlijk voornaamwoord (onderwerpsvorm)
B
wederkerend voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord (voorwerpsvorm)
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 3 - Quizvraag
Kun jij mij even helpen met dit huiswerk?
Wat is het woord 'jij'?
Wat is het woord 'jij'?
A
persoonlijk voornaamwoord (onderwerpsvorm)
B
wederkerend voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord (voorwerpsvorm)
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 4 - Quizvraag
Kun jij mij even helpen met dit huiswerk?
Wat is het woord 'mij'?
Wat is het woord 'mij'?
A
persoonlijk voornaamwoord (onderwerpsvorm)
B
wederkerend voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord (voorwerpsvorm)
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 5 - Quizvraag
Schaamt ze zich voor haar fout?
Wat is het woord 'ze'?
Wat is het woord 'ze'?
A
persoonlijk voornaamwoord (onderwerpsvorm)
B
wederkerend voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord (voorwerpsvorm)
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 6 - Quizvraag
Schaamt ze zich voor haar fout?
Wat is het woord 'zich'?
Wat is het woord 'zich'?
A
persoonlijk voornaamwoord (onderwerpsvorm)
B
wederkerend voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord (voorwerpsvorm)
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 7 - Quizvraag
Schaamt ze zich voor haar fout?
Wat is het woord 'haar'?
Wat is het woord 'haar'?
A
persoonlijk voornaamwoord (onderwerpsvorm)
B
wederkerend voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord (voorwerpsvorm)
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 8 - Quizvraag
Staat er een telwoord in deze zin?
Hij werd tweede in de hardloopwedstrijd.
Hij werd tweede in de hardloopwedstrijd.
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quizvraag
Staat er een telwoord in deze zin?
We moesten een aantal vragen opnieuw maken.
We moesten een aantal vragen opnieuw maken.
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quizvraag
Staat er een telwoord in deze zin?
Sommige leerlingen waren te laat in de les.
Sommige leerlingen waren te laat in de les.
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Staat er een telwoord in deze zin?
Hij had een paar schoenen gekocht.
Hij had een paar schoenen gekocht.
A
Ja
B
Nee
