debatteren - week 3

debatteren - week 3
les 1
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsWOStudiejaar 4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

debatteren - week 3
les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vandaag:
herhaling vorige week
uitleg - Welke soorten argumenten zijn er?
uitleg - Welke argumenten kun je het best gebruiken?
oefenen met argumenten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

doelen:
Je weet welke soorten argumenten er zijn.
Je kunt soorten argumenten herkennen.
Je weet welke argumenten je het best kunt gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

herhaling van vorige week
standpunt - argument - subargument - tegenargument - weerlegging 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitleg: welke soorten argumenten zijn er?


Welke zeven argumenten zijn er?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke zeven argumenten ken je nu?
Overleg in je groepje.
Daarna bespreken.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitleg - Welke argumenten kun je het best gebruiken?


objectieve vs subjectieve argumenten
Objectieve argumenten bevatten feiten.
Subjectieve argumenten bevatten een mening, gevoel, waardeoordeel of vermoeden.
vraag: welke argumenten zijn objectief? En welke subjectief?

Slide 8 - Tekstslide

zie: https://www.examenoverzicht.nl/nederlands/argumenten#:~:text=Argumenten%20zijn%20objectief%20wanneer%20ze,altijd%20controleren%20op%20hun%20juistheid.
Objectief argument: is waar of niet waar. Hoeft verder niet (veel) onderbouwd te worden.
Subjectief argument: moet verder onderbouwd worden.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga morgen liever naar de Pathé dan naar het Fraterhuis, want de Pathé is dichterbij.
Ik ga morgen liever naar de Pathé dan naar het Fraterhuis, want de Pathé is een betere bioscoop.
--> De stoelen zijn er zachter en je hebt er meer beenruimte.
Welke argumenten kun je dus het best gebruiken om iemand te overtuigen?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

oefenen met argumenten
Maak de uitgedeelde oefening en stop 'm in je mapje.
alleen/in je groepje, 15 minuten
daarna samen bespreken

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

debatteren - week 3
les 2

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vandaag:
herhaling vorige les
oefenen met sterke argumenten
ballondebat

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

doelen:
Je kunt zelf sterke argumenten bedenken.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

herhaling vorige les
Welke 7 argumenten zijn er?
Wat is het verschil tussen objectieve en subjectieve argumenten?
Welke argumenten kun je het best gebruiken?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

oefenen met sterke argumenten
15 minuten, ik maak tweetallen
Bedenk zoveel mogelijk sterke argumenten voor de twee stellingen. Schrijf de argumenten op.
Je mag internet gebruiken. Vermeld dan wel je bron!!

Daarna: argumenten verzamelen. Welk duo bedenkt de meeste?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stellingen:
1. Schoolkantines moeten alleen gezonde snacks verkopen.
2. Verkeersboetes moeten inkomensafhankelijk worden gemaakt.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken oefening
Blijf staan als je nog aanvullende argumenten hebt.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ballondebat
Er zitten vier mensen in de luchtballon. De ballon is te zwaar. Er moeten dus mensen worden opgeofferd.
Doel: zolang mogelijk in de luchtballon blijven door het publiek te overtuigen.
10 minuten: bedenk zelf een personage (dood of levend). Bedenk zoveel mogelijk sterke argumenten.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

debatteren - week 3
coverles vrijdag 13 seotember

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag:
Je krijgt van de supervisor een tekst. Die tekst stop je in je mapje. Lees de tekst. Onderstreep moeilijke woorden.
-  Wat is de stelling? Welke argumenten geeft de auteur? Geeft ze ook subargumenten? Welk tegenargument staat er in de tekst? Hoe weerlegt de auteur dat?
Volgende les bespreken we deze opdracht samen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies