Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Herhaling voor de toets
Herhaling voor de toets
Deze les:
Journaal
Onderdelen van 6.2 en 6.3 herhalen voor de toets
1 / 27
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
In deze les zitten
27 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Herhaling voor de toets
Deze les:
Journaal
Onderdelen van 6.2 en 6.3 herhalen voor de toets
Slide 1 - Tekstslide
Welke onderdelen moet je kunnen/kennen?
-woordsoorten
-jou en jouw goed gebruiken
-als en dan goed gebruiken
-zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
-werkwoordspelling
-leestekens
-samenstellingen
Slide 2 - Tekstslide
Theorie woordsoorten
Alleen deze 4 woordsoorten moet je kennen!
Slide 3 - Tekstslide
Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit
cola
drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord (ww)
Slide 4 - Quizvraag
Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film
gekeken
.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Werkwoord (ww)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Slide 5 - Quizvraag
Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar
huis
.
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)
Slide 6 - Quizvraag
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.
Slide 7 - Open vraag
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Een
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans
Slide 8 - Sleepvraag
Theorie persoonlijk voornaamwoord (psv)
bezittelijk voornaamwoord (bzv)
Persoonlijk voornaamwoord Bezittelijk voornaamwoord
Slide 9 - Tekstslide
Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een persoon, dier of ding.
Slide 10 - Tekstslide
Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.
Slide 11 - Tekstslide
Zij kamt haar haar voor de spiegel.
Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar
Slide 12 - Quizvraag
Ik heb ze van Madelon geleend.
het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze
Slide 13 - Quizvraag
Persoonlijk voornaamwoord
Geen persoonlijk voornaamwoord
Het boek is van
mij
Mijn
speelgoed
Hun
tassen
Ik schrijf
hun
een brief
Jouw
zus
De hond is van
jou
Slide 14 - Sleepvraag
Theorie als en dan
Als
gebruik je wanneer het hetzelfde is .
''Zijn scooter is net zo mooi als die van haar.''
Dan
gebruik je wanneer er een verschil is.
''Jan is langer dan Henk.
Slide 15 - Tekstslide
De jongen is sneller ... zijn vriend.
A
als
B
dan
Slide 16 - Quizvraag
De leerling leert net zo hard voor de toets ... zijn klasgenoten.
A
als
B
dan
Slide 17 - Quizvraag
De bomen in het bos zijn even groot ... in mijn tuin.
A
als
B
dan
Slide 18 - Quizvraag
De docent heeft bijna vakantie, net zo ... de leerlingen.
A
als
B
dan
Slide 19 - Quizvraag
Mijn tas is zwaarder ... die van jou.
A
als
B
dan
Slide 20 - Quizvraag
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord (zww)
is het belangrijkste werkwoord in de zin. Staat vaak achteraan en heeft een betekenis. (fietsen, rijden, koken,).
Hulpwerkwoord (hww)
helpt het zelfstandig werkwoord. Heeft geen losse betekenis (zijn, worden, hebben)
De boer
ging
zijn kippen
voeren
.
De kinderen
hebben
op de tablet
gespeeld
.
Slide 21 - Tekstslide
Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik word bekeken.
word = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 22 - Quizvraag
zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik heb een ijsje uit de diepvries gepakt.
A
heb = zww gepakt = zww
B
heb = hww gepakt = hww
C
heb = hww gepakt = zww
D
heb = zww gepakt = hww
Slide 23 - Quizvraag
Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik heb gegeten
heb = .....
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord
Slide 24 - Quizvraag
zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Het eekhoorntje heeft de walnoot in een bloempot begraven.
A
heeft = zww begraven = zww
B
heeft = hww begraven = hww
C
heeft = hww begraven = zww
D
heeft = zww begraven = hww
Slide 25 - Quizvraag
Wat krijg je verder nog?
Leestekens (punten, komma's, hoofdletters)
Samenstellingen (dorp + feest = dorpsfeest)
Slide 26 - Tekstslide
Oefentoets grammatica en spelling
Ga nu aan de slag met de oefentoets. Klaar? Kijk de toets na. Je mag het werkblad meenemen naar huis om nog te oefenen voor morgen.
Slide 27 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
3.7 grammatica (herhaling)
February 2025
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
T3 §3.7 grammatica (herhaling)
February 2025
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Week 7 - 3.5 en 3.7
February 2025
- Les met
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Grammatica/spelling les 4
26 days ago
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
herhaling les 33, 34, 47, 48 en 49
February 2025
- Les met
44 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Formatieve toets A2
November 2023
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Oefentoets zinsdelen en woordsoorten | vwo jaar 1
March 2021
- Les met
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammatica woordsoorten hoofdstuk 1 t/m 6 zoals op de toets wordt gevraagd
June 2023
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1