Lezen 7 theorie

Lezen 7 theorie
Alle theorie staat in de Toolbox onder het kopje Lezen 7. 
Klik op 'meer weten' om alle informatie te achterhalen. 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Lezen 7 theorie
Alle theorie staat in de Toolbox onder het kopje Lezen 7. 
Klik op 'meer weten' om alle informatie te achterhalen. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je leren voor het se?
Signaalwoorden en signaalzinnen
Tekstverbanden
Tekstgeraamte en functies
Leesmanieren
Tekstsoorten
Betrouwbaarheid van teksten

Let op: de toets bevat ook theorievragen!

Slide 2 - Tekstslide

Signaalwoorden en signaalzinnen
Signaalwoorden zijn woorden die een tekst begrijpelijker maken.
Je legt verbanden tussen zinnen en alinea's. 
De lezer krijgt een 'signaal'
Bij verkeerd gebruik van signaalwoorden zal de tekst verkeerd begrepen worden.

Slide 3 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om signaalwoorden in een tekst te gebruiken?

Slide 4 - Open vraag

Geef een signaalzin bij het tekstverband 'oorzaak/gevolg'

Slide 5 - Open vraag

Tekstverbanden
Opsomming
Stan houdt van voetbal en games. Ook gaat hij graag naar tennis.
Tegenstelling
Vorig jaar kwam hij altijd te laat, maar nu is hij meestal op tijd. 
Conclusie
Mijn telefoon heeft een screenprotector dus het scherm is krasvrij.
Toelichting of uitleg
We kunnen de slaapkamer donkerblauw verven bijvoorbeeld.
Tijdaangevend
Vroeger mochten we niet in het donker naar buiten.
Reden of verklaring
Zij gaan niet naar het schoolfeest, want de dj is niet goed.

Slide 6 - Tekstslide

Tekstverbanden
Oorzaak-gevolg
Door de harde regen werd de wedstrijd afgelast. 
Doel-middel
Je moet studeren om het se te halen. 
Samenvatting
Kortom, dit is handig om te leren.
Vergelijking
Net als Tim moet Esmée ook hard leren voor de toetsen.
Voorwaarde
Als ik genoeg geld heb, koop ik een nieuwe scooter.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het tekstverband in de volgende zin?
Ik ga niet sporten, want ik ben moe.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Voorwaarde
D
Reden of verklaring

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het tekstverband?
Hij komt fietsend naar school, maar ik loop liever.
A
Doel-middel
B
Oorzaak-gevolg
C
Tegenstelling
D
Samenvatting

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het tekstverband?
Daarnaast is deze paragraaf ook belangrijk om te leren.
A
Oorzaak-gevolg
B
Opsomming
C
Doel-middel
D
Conclusie

Slide 10 - Quizvraag

Tekstgeraamte en functies

  • Titel
  • Alinea's
  • Illustratie
  • Tabel
  • Tussenkopjes
  • Bron 

Slide 11 - Tekstslide

Tekstopbouw
Titel: het onderwerp verklappen, de lezer nieuwsgierig maken
Inleiding: de lezer nieuwsgierig maken, onderwerp verklappen, opbouw van de kern aankondigen
Kern: structuur aanbrengen in de tekst: oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, chronologisch, vroeger-nu-toekomst. 
Tussenkopje: introduceert een deelonderwerp door het letterlijk te noemen, een vraag of 
pakkende woorden uit de alinea te noemen. 
Slot: het verhaal afronden. Er komt geen nieuwe informatie. De hoofdgedachte wordt hier vaak genoemd door middel van een conclusie of samenvatting. 

Slide 12 - Tekstslide

Leesmanieren
  • Ontspannend lezen
  • Zoekend lezen
  • Scannend lezen
  • Grondig lezen
  • Kritisch lezen 

Slide 13 - Tekstslide

Tekstdoelen
Informeren: de schrijver geeft informatie in een informatieve tekst.
Instructies geven: de schrijver legt stap voor stap hoe je iets doet in een instructie.
Overtuigen: de schrijver wil de lezer overtuigen van zijn mening in een overtuigende tekst.
Activeren: de schrijver wil dat de lezer iets doet of juist niet doet in een activerende tekst.
Amuseren of ontroeren: de schrijver wil bij de lezer emoties oproepen in een amuserende of emotieve tekst. 

Slide 14 - Tekstslide

Tekstsoorten
Een informatieve tekst, bijvoorbeeld een nieuwsbericht of een artikel.
Een instructie, bijvoorbeeld een kookboek of een schoolboek.
Een overtuigende tekst, bijvoorbeeld een recensie of een betoog in de krant.
Een activerende tekst, bijvoorbeeld een advertentie of een bijsluiter bij medicijnen.
Een amuserende of emotieve tekst, bijvoorbeeld een stripverhaal of gedicht

Slide 15 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van teksten
https://speld.nl/2020/11/07/albert-heijn-komt-met-verspakket-voor-boterham-met-pindakaas/


Slide 16 - Tekstslide

Bron
De bron vertelt waar een tekst vandaan komt. Dan kan je de betrouwbaarheid bepalen. Kijk ook naar de publicatiedatum, domeinnaam, schrijver, expert op welk gebied, verwijzingen (linkjes), taalfouten.

Er zijn ook websites die uitsluitend nepnieuws verspreiden. Denk aan De Speld en Nieuwspaal

Slide 17 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij voorbeelden van een betrouwbare bron?

Slide 18 - Open vraag

Succes met de voorbereiding!
Vragen? Stel ze!

De se-toets bestaat uit theorievragen en twee teksten met vragen. 

Slide 19 - Tekstslide