AcI

de infinitiefzin = AcI
AcI = Accusativus cum infinitivo

bijzin met de functie van onderwerp of lijdend voorwerp

onderwerp in de AcI staat in de accusatief
persoonsvorm in de AcI staat in de infinitief

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

de infinitiefzin = AcI
AcI = Accusativus cum infinitivo

bijzin met de functie van onderwerp of lijdend voorwerp

onderwerp in de AcI staat in de accusatief
persoonsvorm in de AcI staat in de infinitief

Slide 1 - Tekstslide

Komt voor na...
verba sentiendi
verba dicendi                                      Lijdend Voorwerp
verba volendi
verba adfectuum

onpersoonlijk werkwoord                     
est + onzijdig NdG                                   onderwerp


Slide 2 - Tekstslide

verba sentiendi

Slide 3 - Woordweb

verba dicendi

Slide 4 - Woordweb

Op welk type werkwoord volgt de AcI?

Slide 5 - Tekstslide

AcI: voorbeelden
Agricolae dicunt                    amicos             appropinquare.
De boeren zeggen      DAT  de vrienden   naderen

de infinitief is hier praesens, dit drukt GELIJKTIJDIGHEID uit
               hoofdww is tegenwoordig, dus infinitief vertalen O.T.T.


Slide 6 - Tekstslide

AcI: voorbeelden
Agricolae dixerunt                 amicos             appropinquare.
De boeren zeiden      DAT    de vrienden   naderden

de infinitief is hier praesens, dit drukt GELIJKTIJDIGHEID uit
               hoofdww is verleden, dus infinitief vertalen O.V.T.


Slide 7 - Tekstslide

AcI: voorbeelden
Agricolae dicunt                    amicos             appropinquavisse.
De boeren zeggen      DAT  de vrienden   genaderd zijn.

de infinitief is hier perfectum, dit drukt VOORTIJDIGHEID uit
               hoofdww is tegenwoordig, dus infinitief vertalen V.T.T.


Slide 8 - Tekstslide

AcI: voorbeelden
Agricolae dixerunt                    amicos             appropinquavisse.
De boeren zeiden           DAT  de vrienden   genaderd waren.

de infinitief is hier perfectum, dit drukt VOORTIJDIGHEID uit
               hoofdww is tegenwoordig, dus infinitief vertalen V.V.T.


Slide 9 - Tekstslide

PLUSQUAM-PERFECTUM
V.V.T.
                        PRAESENS
      O.T.T.
            IMPERFECTUM
         O.V.T.
    PERFECTUM
         V.T.T.

Slide 10 - Tekstslide

Audio Didonem reginam esse.
Welke infinitief heb je in de AcI?
A
praesens
B
perfectum

Slide 11 - Quizvraag

Audio Didonem reginam esse.
Hoe moet de je infinitief vertalen?
A
O.T.T.
B
O.V.T.
C
V.T.T.
D
V.V.T.

Slide 12 - Quizvraag

Audiveram Didonem reginam esse.
Hoe vertaal je de infinitief?
A
O.T.T.
B
O.V.T.
C
V.T.T.
D
V.V.T.

Slide 13 - Quizvraag

Audivi Didonem reginam fuisse.
Hoe vertaal je de infinitief?
A
O.T.T.
B
O.V.T.
C
V.T.T.
D
V.V.T.

Slide 14 - Quizvraag

Opmerkingen
NdG in de AcI staat in de accusatief:
Audio Didonem reginam esse.

Let op de derde persoon in de AcI:
- onderwerp HZ en ACI zijn gelijk: se 
- onderwerp HZ en AcI zijn verschillend: een vorm van is, ea, id

Slide 15 - Tekstslide

derde persoon
Mater dicit se venire.           Moeder zegt dat zij (zelf) komt.
Mater dicit eam venire.      ... zij (iemand anders) ...
Pater dicit se venire.             Vader zegt dat hij (zelf) komt.
Matres dicunt se venire.   
De moeders zeggen dat zij (zelf) komen.
Matres dicunt eas venire.
De moeders zeggen dat zij (andere mensen) komen.

Slide 16 - Tekstslide

Pater vidit pueros pugnare.
Kies de juiste vertaling voor hoofdwerkwoord en infinitief
A
ziet vechten
B
ziet vochten
C
zag vechten
D
zag vochten

Slide 17 - Quizvraag

Pater dicit pueros pugnavisse.
Kies de juiste vertaling voor hoofdwerkwoord en infinitief
A
zegt vechten
B
zegt vochten
C
zei gevochten hadden
D
zegt gevochten hebben

Slide 18 - Quizvraag

Pater dixit pueros pugnavisse.
Kies de juiste vertaling voor hoofdwerkwoord en infinitief
A
zei vechten
B
zegt gevochten hadden
C
zei gevochten hadden
D
zegt gevochten hebben

Slide 19 - Quizvraag

Pater videt pueros pugnare.
Kies de juiste vertaling voor hoofdwerkwoord en infinitief
A
ziet vechten
B
ziet vochten
C
zag vechten
D
zag vochten

Slide 20 - Quizvraag