Mater dicit
se venire. Moeder zegt dat
zij (zelf) komt.
Mater dicit eam venire. ... zij (iemand anders) ...
Pater dicit se venire. Vader zegt dat hij (zelf) komt.
Matres dicunt se venire.
De moeders zeggen dat zij (zelf) komen.
Matres dicunt eas venire.
De moeders zeggen dat zij (andere mensen) komen.