H 4: Taalverzorging

Hoofdstuk 4
Taalverzorging
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
Taalverzorging

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
In deze les leer je:

- Ik begrijp wat een samenstelling is.
- Ik weet hoe ik samenstellingen moet schrijven.
- Ik weet wa de ik-vorm van een werkwoord is..
- Ik weet hoe ik de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd moet spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
Uitleg 1: Samenstellingen
bladzijde 122

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Zelfstandig naamwoorden
Woorden waarvoor je de, het of een voor zetten.
Dieren
Mensen
Dingen
Namen

Slide 5 - Tekstslide

Maken
Opdracht 1: Samenstellingen maken
bladzijde 123

Slide 6 - Tekstslide

Lezen
Uitleg 2: Samenstellingen met koppelteken
bladzijde 124

Slide 7 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken

Slide 8 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken
Koppelteken:     

  
          


Slide 9 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken
Koppelteken:      -

          
          


Slide 10 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken
Koppelteken:      -

Bar + kruk                           

Familie + uitje                                     

Karate + examen                   
          


Slide 11 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken
Koppelteken:      -

Bar + kruk                           Barkruk

Familie + uitje                                     

Karate + examen                   
          


Slide 12 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken
Koppelteken:      -

Bar + kruk                           Barkruk

Familie + uitje                   Familieuitje                     

Karate + examen                   
          


Slide 13 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken
Koppelteken:      -

Bar + kruk                           Barkruk

Familie + uitje                   Familieuitje                     

Karate + examen                   
          


Slide 14 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken
Koppelteken:      -

Bar + kruk                           Barkruk

Familie + uitje                   Familieuitje             

Karate + examen                    
          


Slide 15 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken
Koppelteken:      -

Bar + kruk                           Barkruk

Familie + uitje                   Familieuitje             Familie-uitje           

Karate + examen                    
          


Slide 16 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken
Koppelteken:      -

Bar + kruk                           Barkruk

Familie + uitje                   Familieuitje             Familie-uitje           

Karate + examen             Karateexamen       
          


Slide 17 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken
Koppelteken:      -

Bar + kruk                           Barkruk

Familie + uitje                   Familieuitje             Familie-uitje           

Karate + examen             Karateexamen       
          


Slide 18 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken
Koppelteken:      -

Bar + kruk                           Barkruk

Familie + uitje                   Familieuitje             Familie-uitje           

Karate + examen             Karateexamen       
          


Slide 19 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken
Koppelteken:      -

Bar + kruk                           Barkruk

Familie + uitje                   Familieuitje             Familie-uitje           

Karate + examen             Karateexamen       Karate-examen
          


Slide 20 - Tekstslide

Maken
Opdracht 2: Samenstellingen met een koppelteken maken.
Opdracht 3:  Samenstellingen schrijven.
bladzijde 124 en 125

Slide 21 - Tekstslide

Maken
Opdracht 4: Beschrijving met een samenstelling.
bladzijde 125 t/m 127

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Lezen
Uitleg 3: De ik-vorm.
bladzijde 127

Slide 24 - Tekstslide

Maken
Opdracht 5: De ik-vorm van een werkwoord bepalen.
bladzijde 128

Slide 25 - Tekstslide

Lezen
Uitleg 4: De persoonsvorm spellen in de tegenwoordige tijd.
bladzijde 128

Slide 26 - Tekstslide

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Peter ........... tegen de voetbal.  (schoppen)
1. Bepaal wat de persoonsvorm is.
   . Zin vragend maken.
   . Zin in andere tijd zetten.
2. Bepaal wat het onderwerp is.
    . Wie/wat + persoonsvorm.
3. Bepaal wat de ik-vorm van het werkwoord is.
    . ik ........
4. Spel de persoonsvorm volgens de regels in het schema.

Slide 27 - Tekstslide

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
De juf ........... een verhaal.  (vertellen)
1. Bepaal wat de persoonsvorm is.
   . Zin vragend maken.
   . Zin in andere tijd zetten.
2. Bepaal wat het onderwerp is.
    . Wie/wat + persoonsvorm.
3. Bepaal wat de ik-vorm van het werkwoord is.
    . ik ........
4. Spel de persoonsvorm volgens de regels in het schema.

Slide 28 - Tekstslide

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
De kinderen ........... door de straat.  (rennen)
1. Bepaal wat de persoonsvorm is.
   . Zin vragend maken.
   . Zin in andere tijd zetten.
2. Bepaal wat het onderwerp is.
    . Wie/wat + persoonsvorm.
3. Bepaal wat de ik-vorm van het werkwoord is.
    . ik ........
4. Spel de persoonsvorm volgens de regels in het schema.

Slide 29 - Tekstslide

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
De clown ........... tegen de kinderen.  (lachen)

De jongen ........... tegen zijn moeder. (schreeuwen)

De leerling ............ altijd zijn huiswerk. (maken)
Nu zelf op een blaadje!

Slide 30 - Tekstslide

Maken
Opdracht 6: De persoonsvorm spellen in de tegenwoordige tijd.
bladzijde 129

Slide 31 - Tekstslide

Lezen
Uitleg 5: Jij of je achter de persoonsvorm.
bladzijde 129

Slide 32 - Tekstslide

Maken
Opdracht 7: Jij of je en de persoonsvorm.
Opdracht 8: Een tekst in de tegenwoordige tijd schrijven.
bladzijde 129 en 130

Slide 33 - Tekstslide

Afsluiting


Pak je telefoon.

Slide 34 - Tekstslide




Wat zijn lidwoorden?
A
De, het een
B
Ook, de, een
C
De, het, en

Slide 35 - Quizvraag




Welke woorden zijn zelfstandig naamwoorden?
A
Mensen, dingen
B
Dieren, namen
C
Dingen, namen
D
Namen, mensen, dieren, dingen

Slide 36 - Quizvraag




Wat is een samenstelling?
A
Twee werkwoorden aan elkaar geschreven
B
Twee lidwoorden aan elkaar geschreven.
C
Twee zelfstandig naamwoorden aan elkaar geschreven.

Slide 37 - Quizvraag




Wat kun je zeggen over dit woord?

Afvalbak
A
Het is een werkwoord
B
Het is een samenstelling
C
Het is een lidwoord

Slide 38 - Quizvraag




Welke samenstelling is juist?


A
Computer + scherm = computerscherm
B
Hand + doek = handoek
C
Slaap + zak = slaapzak

Slide 39 - Quizvraag




Welke samenstelling is juist?


A
Thema + avond = Themaavond
B
Live + uitzending = Liveuitzending
C
Judo + oefening = Judooefening
D
Mini + jurk = Mini-jurk

Slide 40 - Quizvraag




Wat is de ik-vorm van het werkwoord lachen?
A
lacht
B
lachen
C
lach

Slide 41 - Quizvraag




De docent ........ de leerling een leesbeurt. (geven)
A
geven
B
geef
C
geeft

Slide 42 - Quizvraag




De kinderen ......... in de speeltuin. (spelen)
A
spelen
B
speel
C
speelt

Slide 43 - Quizvraag




.......... jij naar de muziek. (luisteren)
A
luisteren
B
luister
C
luistert

Slide 44 - Quizvraag




.......... je vader naar de muziek. (luisteren)
A
luisteren
B
luister
C
luistert

Slide 45 - Quizvraag