Persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Afronden paragraaf 3 van Grammatica
Verder met paragraaf 5: het werkwoordelijk gezegde
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Afronden paragraaf 3 van Grammatica
Verder met paragraaf 5: het werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Tekstslide

bespreken huiswerk
We bespreken opdracht 3 en 4 klassikaal.

Slide 2 - Tekstslide

Einde paragraaf 3
Nu: start paragraaf 5 van Grammatica Zinsdelen: 
het werkwoordelijk gezegde

Slide 3 - Tekstslide

In deze LessonUp:

- Persoonsvorm
uitleg en quizvragen

- Werkwoordelijk gezegde
uitleg en quizvragen

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
2. De tijd in de zin veranderen
3. Het aantal in de zin veranderen

De persoonsvorm is altijd een werkwoord!

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
A
Een persoon
B
Geen werkwoord
C
Altijd een werkwoord!
D
Een voltooid deelwoord

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.


A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd Kerstkaarten?
A
jullie
B
Kerstkaarten
C
Sturen

Slide 9 - Quizvraag

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

De grizzlybeer kijkt naar mij.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Video

Waaruit bestaat het werkwoordelijke gezegde van een zin?
A
Het onderwerp + alle werkwoorden
B
Persoonsvorm + alle andere werkwoorden
C
Alle werkwoorden + lijdend voorwerp
D
De persoonsvorm + het lijdend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de onderstaande zin:

Ik heb een hele reep chocolade gegeten.
A
Ik
B
heb
C
heb gegeten
D
gegeten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 15 - Sleepvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:

De leerlingen werken nu al twee werken thuis aan school.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:

De pannenkoeken zijn helaas verbrand.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:

Hij stapt uit de auto.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:

Ik smeer me op vakantie altijd goed in.

Slide 20 - Open vraag

Aan de slag

Blz. 212:
Maak opdracht 1 in twee- of drietallen. We bespreken de opdracht zo.

Klaar? Begin alvast met opdracht 2 en 3 (huiswerk). 

Slide 21 - Tekstslide