W24 NE 2G betoog Les 1

Nieuwe week & nieuwe taak
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 1 - Tekstslide

Opzet week 24 - 8  t/m 12 juni

  • Uitleg betoog
  1. Herhaling week 23
  • Eindtaken
  1. Betoog schrijven en inleveren - 14 juni


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week leer je:
  • hoe je een argumentatieschema omzet in een lopende tekst.
  • uit welke onderdelen een betoog bestaat.
  • hoe je een pakkend betoog schrijft in weinig woorden.

Slide 3 - Tekstslide

Planning
  • Maak aan het begin van de dag altijd een dagplanning, zodat je weet waaraan je gaat werken.
  • Bekijk de opdrachten en bepaal de maximale tijd per opdracht. Zet vervolgens een timer.
  • Je mag niet vaker dan 3 x 45 minuten werken aan Nederlands.

Slide 4 - Tekstslide

Het betoog
Wat is een betoog?

Slide 5 - Tekstslide

Het betoog
Het betoog is een overtuigende tekst waarmee de schrijver de lezer wil overtuigen van zijn/haar standpunt.

Het standpunt wordt onderbouwd met argumenten:
  • gewoon (voor)argument, feitelijk en/of niet-feitelijk
  • tegenargument + weerlegging

Voor deze opdracht richten we ons alleen op gewone argumenten.

Slide 6 - Tekstslide

Een voorargument
Een voorargument is een argument dat 'voor' jouw standpunt/stelling is. In het boek wordt een voorargument als argument genoteerd (zie hoofdstuk 4 leesvaardigheid)

Standpunt/stelling: Vuurwerk moet verboden worden.
Voorargument: Vuurwerk is slecht voor het milieu.
  • Het argument ondersteunt het standpunt/stelling.

Slide 7 - Tekstslide

Feiten, meningen en argumenten

Slide 8 - Tekstslide

Feiten, meningen en argumenten
Officieel noem je dit een 'voorargument', want het argument ondersteunt het standpunt. Naast voorargumenten bestaan er ook tegenargumenten. Dit zijn argumenten tegen jouw standpunt (mening). Jouw tegenstanders gebruiken die argumenten.

Slide 9 - Tekstslide

Betoogstructuur
Titel (Jouw stelling is de titel)

Inleiding 
alinea 1: aandacht trekken lezer + onderwerp introduceren (5W-vragen) + stelling formuleren

Middenstuk
alinea 2: argument 1
alinea 3: argument 2

Slot:
alinea 4: samenvatting + stelling + terugkoppeling inleiding + goede laatste zin

Slide 10 - Tekstslide

Inleiding

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Het is belangrijk om de aandacht van de lezer te trekken en het onderwerp te introduceren. Daarnaast eindig je bij een betoog de inleiding altijd met een stelling. (Je stelt in een betoog geen vraag als stelling!)

Onderwerp introderen met 5W-vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld inleiding
alinea 1:
Gefrituurde sprinkhanen, gebakken kevers en gedroogde maden: het zijn geen bijzonderheden op de vele markten in Aziatische landen. Voor tachtig procent van de bevolking zijn gefrituurde wespen en andere insecten lekkernijen. In Nederland is dit eerder een uitzondering dan gewoonte. Wij trekken al snel vieze gezichten bij de gedachte om insecten te eten. Toch moet er een oplossing worden bedacht voor de vleesindustrie. Insecten vormen een prima alternatief voor vlees.

Slide 12 - Tekstslide

Middenstuk
In het middenstuk onderbouw je jouw standpunt met argumenten. Een volledige argumentatie bestaat uit:
  1.  Een argument
  2.  Een onderbouwing/uitleg van het argument + verwijzing naar bronnen
  3.  Een voorbeeld (Dit is niet verplicht, maar versterkt een argument vaak wel.)
Standpunt/stelling: Vuurwerk moet verboden worden.
Argument: Vuurwerk is slecht voor het milieu.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld middenstuk
alinea 2:
Ten eerste is het eten van insecten een stuk beter voor het milieu, aldus hoogleraren Marcel Dicke en Arnold van Huis. Voor de productie van eetbaar insectenvlees is namelijk twaalf keer minder voer en grond nodig dan voor de traditionele vleesproductie. Ook worden er bij de productie van insectenvlees honderd keer minder broeikasgassen uitgestoten dan bij de productie van rund- of varkensvlees. Dit komt uit het onderzoek van de consumentenbond naar voren.

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld middenstuk
alinea 3:
Ten tweede [argument 2] + onderbouwing

Waar moet je op letten:
  1.  Maak gebruik van signaalwoorden.
  2.  Verwijs in de tekst naar bronnen.

Slide 15 - Tekstslide

Slot
In het slot herhaal je jouw standpunt, geef je een samenvatting van de argumentatie en verwijs je terug naar de inleiding. Door terug te komen op de inleiding maak je de tekst rond. Zorg daarbij voor een pakkende laatste zin.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld slot
Alinea 4:
Kortom, insecten vormen een prima alternatief voor vlees, omdat het beter is voor het milieu en [argument 2]. Hopelijk zetten veel Nederlanders de stap van "griezelig" naar "uitdagend", zodat er in de zomer geen worstjes maar sprinkhanen op de barbecue liggen.

Slide 17 - Tekstslide

Wat gaan we ermee doen?
Rond jouw betoog af.
  • Schrijf argument 2 (alinea 3)
  • Schrijf het slot (alinea 4)

Volgende week geven jullie feedback op elkaars betogen. De inleverdatum is 19 juni.

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Richtlijnen betoog:
Alinea 1 (circa 50-70 woorden)
Alinea 2 (circa 100-150 woorden)
Alinea 3 (circa 100-150 woorden)
Alinea 4 (circa 50-70 woorden)
  • Totaal: min. 350, max. 450

Slide 19 - Tekstslide

Lever een foto in van argument 2 (alinea 3).

Slide 20 - Open vraag

Lever een foto in van het slot(alinea 4).

Slide 21 - Open vraag

Planning aankomende weken
Week 25
  • Feedback geven op de betogen
  • Betoog en feedback inleveren - 19 juni

week 26, 27 en 28
  • Creatief schrijven
  • ...

Slide 22 - Tekstslide

Weektaak 24 - afgerond

Slide 23 - Tekstslide