Werkwoordspelling: pvtt en pvvt

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Werkwoordspelling: pvtt en pvvt

Herhaling

PVTT

In de tegenwoordige tijd heb je drie mogelijkheden:

1: de ik-vorm 

2: de ik-vorm +t

3: meervoud / het hele werkwoord

(fietsen)
De leerling .... zelfstandig naar school.

(redden)
De brandweerman .... de kleuter uit de sloot.

(weten)
Ik ... geen antwoord op deze vraag.

Werkwoorden

Er zijn sterke en zwakke werkwoorden

Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank

Zwakke werkwoorden krijgen "de(n)" of "te(n)" achter de ik-vorm

Sterke of zwakke werkwoorden. Sleep de werkwoorden naar het goede vak.

Sterk werkwoord

Zwak werkwoord

beven

roepen

lusten

smelten

schilderen

hopen

laten

bereiden

jagen

darten

Zwakke werkwoorden

Zwakke werkwoorden krijgen "de(n)" of "te(n)" achter de ik-vorm.

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

wij ... (rennen)

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

het toetje ... (smaken)

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

jij ... (werken)

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

wij ... (reizen)

Het schip (stranden,vt) op de zandbank.

Schrijf het werkwoord goed.

De vragen waren zo makkelijk, dat alle leerlingen het antwoord (raden).