Nach zu in >>> naar

Willkommen liebe Schüler
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Willkommen liebe Schüler

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir diese Stunde?
  • Schreiben "Eine Reise planen" Seite 118-121
  • DOEL: Je kunt woorden met Umlaut schrijven + een eenvoudige mail schrijven en de voorzetsels nach, zu, in goed gebruiken. 
  • Hausaufgaben M. 43 t/m 45 + BOEK B MEE

Slide 2 - Tekstslide

42: Woorden met Umlaut goed schrijven
  • toll = toll / hören = heuren
  • Mutter = Moetter / Tür = Tuur
  • backen = backen / Bäcker = bekker

Slide 3 - Tekstslide

Heute: vertaling van 'naar'
nach
zu
in
Doel: Je kunt de voorzetsels goed gebruiken!

Slide 4 - Tekstslide

>>> Naar ... school gaan
......................... gehen
A
Nach der Schule gehen
B
In die Schule gehen
C
Zur Schule gehen
D
Nach die Schule gehen

Slide 5 - Quizvraag

Naar Zwitserland reizen
A
In Schweiz fahren
B
Nach Schweiz fahren
C
In die Schweiz fahren
D
In Switzerland fahren

Slide 6 - Quizvraag

Naar de tandarts
A
Nach dem Zahnarzt
B
Nah der Zahnarzt
C
In dem Zahnarzt
D
Zum Zahnarzt

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Nach
  • Geografische bestemmingen > nach Berlin, nach Frankreich, nach Harderwijk
  • Vaste uitdrukkingen > nach Hause, nach links, nach oben
  • Als het geen vaste richting uitdrukt > es riecht hier nach Kamille, er sehnt sich nach den Ferien

Slide 9 - Tekstslide

Zu
  • Naar personen: zum Zahnarzt, zu meiner Oma, zu seinem Onkel, zu den Kindern gehen. 
  • Naar gebouwen toe, maar nog niet naar binnen:   Zum Bahnhof, zur Schule, zur Post, zum Buchladen gehen und so weiter 
  • Maar: zu Hause sein!

Slide 10 - Tekstslide

In
  • Bij landen met lidwoord: in die Schweiz fahren/ in die Niederlande fahren/ in die Türkei fahren
  • Ergens echt naar "binnen" gaan: ins Theater / ins Restaurant/ins Bett / ins Kino / in die Schule gehen

Slide 11 - Tekstslide

Voorzetsel naar
Naar op 3 verschillende manieren vertalen nl.: 
- nach:
1. Bij geografische namen zonder lidwoord (nach Berlin fahren)
2.In vaste combinaties (nach rechts/links /nach unten/oben, nach Hause.
- zu: 
1. Gebruik je bij personen (Ich gehe zur Oma).
2. Bij gebouwen  (Ich gehe zum Bahnhof). 
- in:
1. Bij landen met lidwoord (in die Schweiz fahren).
2. Ergens naar binnen gaan (Ins Theater, ins Restaurant)

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 1: 
Beantwoord de volgende quizvragen...

Slide 13 - Tekstslide

Naar het theater gaan .... gehen
A
Nach dem Theater
B
Ins Theater
C
Im Theater
D
In den Theater

Slide 14 - Quizvraag

Naar huis gaan ....
A
Nach dem Haus gehen
B
Zu Hause gehen
C
Zum Haus gehen
D
Nach Hause gehen

Slide 15 - Quizvraag

Naar Nederland rijden
A
In Nederland fahren
B
In die Niederlande fahren
C
Nach Niederlande fahren
D
Zu den Niederlanden fahren

Slide 16 - Quizvraag

Naar bed gaan
A
zu Bett gehen
B
nach Bett gehen
C
Ins Bett gehen
D
nach das Bett gehen

Slide 17 - Quizvraag

Naar het station
A
Nach dem Bahnhof
B
Nach der Bahnhof
C
Zur Bahnhof
D
zum Bahnhof

Slide 18 - Quizvraag

naar Frankrijk
A
Zu Frankreich
B
nach Frankreich
C
Zur Frankreich
D
in Frankreich

Slide 19 - Quizvraag

Naar de bios gaan
A
Im Kino gehen
B
Nach dem Kino gehen
C
Ins Kino gehen
D
nach das Kino gehen

Slide 20 - Quizvraag

Naar Italië
A
in Italien
B
in die Italen
C
Zu Italien
D
Nach Italien

Slide 21 - Quizvraag

Welke drie voorzetsels kun je gebruiken om 'naar' te vertalen - (alleen spatie ertussen)

Slide 22 - Open vraag

Voorzetsel naar
Naar op 3 verschillende manieren vertalen nl.: 
- zu: 
1. Gebruik je bij personen (Ich gehe zur Oma).
2. Bij gebouwen en dingen (Ich gehe zum Bahnhof). 
Let op! Je zegt wel: Ich gehe nach Hause (dit is ook een ding, maar daar gebruik je dus nach).
- nach
1. Bij geografische namen zonder lidwoord (nach Berlin fahren)
2.In vaste combinaties (nach rechts/links /nach unten/oben, nach Hause.
- In:
1. Bij landen met lidwoord (in die Schweiz fahren).
2. Ergens naar binnen gaan (Ins Theater, ins Restaurant)

Slide 23 - Tekstslide

Maak 43 t/m 46

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk: 
Hausaufgaben, digital oder im Buch, Kapitel 5 weiter arbeiten und lernen.

Slide 25 - Tekstslide