20240527

20240527
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
DagBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

20240527

Slide 1 - Tekstslide

20231204
Goedemorgen, fijn dat je er bent!

Pak je leesboek en ga lekker lezen.
Maandag 27 mei

Slide 2 - Tekstslide

20231204
08:30
Gym
09:15
Cito
10:15
Pauze
10:30
(WW) Spelling
11:00
Rekenen
12:00
Pauze
12:45
Taal
13:30
Unit
14:30
Naar huis
Maandag 27 mei

Slide 3 - Tekstslide

De ballon heeft in de lucht .......................

(zweven, voltooid deelwoord)

Slide 4 - Tekstslide

De ballon heeft in de lucht .......................

(zweven, voltooid deelwoord)
gezweefd

Slide 5 - Tekstslide

De jongen ...................... gisteren naar huis

(lopen, vt)

Slide 6 - Tekstslide

De jongen ...................... gisteren naar huis

(lopen, vt)
liep

Slide 7 - Tekstslide

Noor houdt erg van appels. Zij ....................... ze lekkerder dan sinaasappels.

(vinden, tt)

Slide 8 - Tekstslide

Noor houdt erg van appels. Zij ....................... ze lekkerder dan sinaasappels.

(vinden, tt)
vindt

Slide 9 - Tekstslide

.............. jij appels ook lekker?

(vinden, tt)

Slide 10 - Tekstslide

.............. jij appels ook lekker?

(vinden, tt)
Vind

Slide 11 - Tekstslide

Dit brood ........................ gisteren minder!

(kosten, vt)

Slide 12 - Tekstslide

Dit brood ........................ gisteren minder!

(kosten, vt)
kostte

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

timer
20:00
Maak 1 t/m 5.
Kijk na.
Klaar? Maak 6. Daarna lezen.

Slide 23 - Tekstslide

Rekensprint
Check of je iPad op stil staat!
10 minuten stil werken.

Klaar? redactiesommen.nl (niet inloggen)

Slide 24 - Tekstslide

Rekenen
- Toetsen afmaken, dus we beginnen stil!
- Zelfstandig tijdlijn maken
   - Jaartallen / periodes
   - Wie was de baas?
   - Eerst potlood, dan overtrekken / tekenen
Wat was het hoogste aantal kinderen per maand in dit pretpark?
bezoekers
Op 1 januari 2023 telt Nederland 3.627.484 inwoners ouder dan 65 jaar.
 8 van de 10 kinderen tot 15 jaar hebben in het afgelopen jaar wel eens een bezoek gebracht aan attracties als een grote speeltuin of pretpark.
Bezoekers:

Slide 25 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:

Ik eet een appel.
A
Ik eet
B
appel
C
een appel
D
geen lijdend voorwerp

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:

Ik geef aan jou een appel.
A
aan jou
B
aan jou een appel
C
appel
D
een appel

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:

Ik geef aan jou morgen een appel.
A
aan jou morgen
B
een appel
C
morgen een appel
D
aan jou morgen een appel

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:

Ik rijd op een fiets.
A
Ik
B
een fiets
C
op een fiets
D
geen lijdend voorwerp

Slide 31 - Quizvraag

Lijdend voorwerp:
Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik eet een appel. => Wie of wat eet ik?

Slide 32 - Tekstslide

Lijdend voorwerp:
Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik eet een appel. => Wie of wat eet ik?

Slide 33 - Tekstslide

Lijdend voorwerp:
Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik eet een appel. => Wie of wat eet ik?

Slide 34 - Tekstslide

Lijdend voorwerp:
Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik eet een appel. => Wie of wat eet ik?

Slide 35 - Tekstslide

Lijdend voorwerp:
Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik heb een appel gegeten. => Wie of wat heb ik gegeten?

Slide 36 - Tekstslide

Lijdend voorwerp:
Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik heb een appel gegeten. => Wie of wat heb ik gegeten?

Slide 37 - Tekstslide

Lijdend voorwerp:
Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik loop in de regen. => Wie of wat loop ik?

Slide 38 - Tekstslide

Lijdend voorwerp:
Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik heb aan jou een appel gegeven
=> Wie of wat heb ik gegeven?
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Slide 39 - Tekstslide