Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
SCHRIJVEN & FORMULEREN / verwijzen
Schrijven & formuleren 1
Verwijzen 1
1 / 23
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
23 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Schrijven & formuleren 1
Verwijzen 1
Slide 1 - Tekstslide
Wat leer je vandaag:
Samenhang aanbrengen in een tekst (een logisch verhaal schrijven)
Het gebruik van verwijswoorden
Slide 2 - Tekstslide
Lees deze zin:
Daar ligt Peter. Het lezen van het moeilijke boek daar kostte Peter veel moeite. Peter is daarbij dan ook in slaap gevallen.
Wat vind je van deze zin?
Slide 3 - Tekstslide
Wat zijn verwijswoorden?
Daar ligt Peter. Het lezen van
dat
moeilijke boek kostte
hem
veel moeite.
Hij
is daarbij dan ook in slaap gevallen.
Verwijswoorden: woorden die verwijzen naar andere woorden in de tekst.
Zonder verwijswoorden wordt een tekst heel saai.
Verwijzen in de tekst helpt je om gevarieerd te schrijven.
Slide 4 - Tekstslide
Voorbeelden van verwijswoorden
personen:
hij/zij, hem/haar, hun, ze (meervoud)
aanwijzen:
die, deze, dit, dat
verwijzen naar het woord dat er voor staat:
dat, die
Vandaag gaan we het hebben over het verwijzen naar
personen en dingen.
Slide 5 - Tekstslide
Verwijzen met hij/zij (enkelvoud)
verwijs naar personen met
hij/zij
Nancy gaat morgen niet mee.
Zij
heeft een andere afspraak.
De monteur komt morgen terug.
Hij
moet eerst een onderdeel bestellen.
Slide 6 - Tekstslide
De taxichauffeur was te laat. Hij moest eerst nog tanken.
Wat is hier het verwijswoord?
A
De taxichauffeur
B
Hij
Slide 7 - Quizvraag
De taxichauffeur was te laat. Hij moest eerst nog tanken.
Waarnaar verwijst 'hij'?
Slide 8 - Open vraag
Verwijzen met ze/zij (meervoud)
verwijs naar dieren en dingen met
ze
Ik zoek mijn boeken. Waar heb ik
ze
gelaten? Ik kan
ze
niet vinden.
verwijs naar personen met
zij
of
ze
De studenten zijn op school.
Zij
hebben zo les in het praktijklokaal, maar
ze
drinken eerst een kop koffie.
Slide 9 - Tekstslide
De sporters zijn klaar met de wedstrijd. Zij zijn erg moe.
Wat is het verwijswoord in deze zin?
A
De sporters
B
De wedstrijd
C
Zijn
D
Zij
Slide 10 - Quizvraag
Wil jij tegen de studenten zeggen dat de les later begint? Dan staan ze niet voor een dichte deur.
Wat is het verwijswoord?
A
Jij
B
Ze
C
De studenten
D
Tegen
Slide 11 - Quizvraag
Hij is alweer te laat, dus ik zal hem wel even bellen.
'Hem' is hier het verwijswoord.
Waar verwijst het woord naar?
A
Ik
B
Hij
Slide 12 - Quizvraag
Mijn laptop en telefoon zijn spoorloos. Ik kan hen niet vinden.
Is dit correct geschreven?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Verwijzen met hem/haar/hun
Martijn heeft een scooter. Hij heeft hem zelf betaald.
Je mag dat boek van Irma best lenen. Het maakt haar toch niets uit.
Komen Bert en Hans niet? Je moet hun ook vragen voor dat feest!
Slide 14 - Tekstslide
Martijn heeft een scooter. Hij heeft hem zelf betaald.
Welk verwijswoord verwijst naar Martijn?
A
Hij
B
Hem
Slide 15 - Quizvraag
Martijn heeft een scooter. Hij heeft hem zelf betaald.
Welk verwijswoord verwijst naar scooter?
A
Hij
B
Hem
Slide 16 - Quizvraag
Verwijzen met hen/hun (meervoud)
gebruik
hen/hun
als je
ze/zij
niet kunt gebruiken;
Deze boeken zijn van hen. Volgens hen is dat niet waar. Deze pennen zijn voor hen.
gebruik
hun
om bezit aan te geven als het bezit erachter staat (
bezittelijk voornaamwoord
);
Wat is hun postcode?
Dat is hun auto.
Slide 17 - Tekstslide
Mark en Amy treden af als bestuurslid.
... zijn niet herkiesbaar.
A
Ze
B
Zij
C
Hen
D
Hun
Slide 18 - Quizvraag
Volgens ... is mijn stage perfect verlopen.
A
Ze
B
Zij
C
Hen
D
Hun
Slide 19 - Quizvraag
Maak jij de notulen? ... moeten vanmiddag verstuurd worden.
A
Ze
B
Zij
C
Hen
D
Hun
Slide 20 - Quizvraag
De voorzitter bedankte de mensen voor ... komst.
Slide 21 - Open vraag
Controle voor jezelf:
Samenhang aanbrengen in een tekst (een logisch verhaal schrijven)
Het gebruik van verwijswoorden
Alles begrepen?
Slide 22 - Tekstslide
Tekst schrijven!
Slide 23 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
SCHRIJVEN 1 / verwijzen
Oktober 2024
- Les met
27 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
TAALVERZORGING / VERWIJZEN 1
14 dagen geleden
- Les met
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
TAALVERZORGING / VERWIJZEN 1
Juli 2022
- Les met
29 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Les 2 / verwijzen
November 2020
- Les met
31 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Les 2 / verwijzen
Oktober 2024
- Les met
29 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
verwijswoorden
Maart 2024
- Les met
18 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
Signaal- en verwijswoorden
Maart 2022
- Les met
49 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
7.4 Link
Maart 2022
- Les met
18 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1