Dubbelop

Formuleren
Dubbelop
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formuleren
Dubbelop

Slide 1 - Tekstslide

Stof toetsweek H4
Stof toetsweek (paragraaf 1 t/m 4)
  • Dubbelop
  • Fouten met verwijswoorden
  • Incongruentie
  • Dat/als-constructie

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les kun je onjuiste herhalingen, tautologieën, pleonasme, contaminaties en dubbele ontkenningen herkennen en verbeteren.

Slide 3 - Tekstslide

Onjuiste herhaling
Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt, is dat een onjuiste herhaling.


In de plannen van het kabinet om de hypoyheekrenteaftrek af te schaffen zien de meeste Nederlanders niets in.

Slide 4 - Tekstslide

Tautologie
Bij tautologie wordt hetzelfde nog eens gezegd met andere woorden. 
Deze woorden moeten tot dezelfde woordsoort behoren 
Een tautologie werkt versterkend. 

Een voorbeeld van tautologie is: mijn ouders blijven voor eeuwig en altijd bij elkaar.

Slide 5 - Tekstslide

Pleonasme
Bij pleonasme wordt aan een zelfstandig naamwoord een 
bijvoeglijk naamwoord toegevoegd, met dezelfde eigenschap 
als het zelfstandig naamwoord. 

Een voorbeeld van pleonasme is: Buiten ligt er heel veel witte sneeuw.

Slide 6 - Tekstslide

Contaminatie
- Als twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte worden vermengd, heet dat een contaminatie.

Het kost duur
Ik zal dat nachecken (nakijken of checken).
De docent print de antwoorden uit.


Slide 7 - Tekstslide

Een ontkennend woord wordt ten onrechte gecombineerd met nóg een ontkennend woord. 

Ik drink nooit geen cola. 
Ik ben daar nooit niet geweest.

Slide 8 - Tekstslide

Welke zin heeft dubbele ontkenning?
A
De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op het feest komen.
B
Ik ontken dat ik daar ben geweest.
C
Mijn broer zal dit jaar over moeten doen tenzij hij beter zijn best doet.
D
Met deze grote paraplu voorkom je dat je nat wordt.

Slide 9 - Quizvraag

Waar is sprake van een pleonasme?
A
roze etui
B
houten stoel
C
ronde cirkel
D
gouden ring

Slide 10 - Quizvraag

In welke zin komt een contaminatie voor?
A
We hebben de kast uit het huis getild met behulp van de jongen.
B
Excuses uwerzijds zouden zeer welkom zijn.
C
Vroeger of later zal de economische crisis wel afgelopen zijn.
D
Hij kreeg ongenadeloos op zijn kop.

Slide 11 - Quizvraag

In welke zin staat een tautologie?
A
Ik snoep meestal in de nacht
B
Ik drink nooit tijdens het rijden
C
Ik eet enkel en alleen friet
D
Ik slaap meer dan acht uur

Slide 12 - Quizvraag

In welke zin is sprake van een pleonasme?
A
Deze man is depressief omdat hij door herinneringen uit het verleden wordt gekweld.
B
Het beste dat je kunt doen met die lelijke wond is naar de dokter gaan.
C
De nieuwe leden werden gevraagd de contributie steeds voor het einde van de maand te betalen.
D
Pieter studeert nu veel langer, maar de nieuwe studie bevalt hem echter beter.

Slide 13 - Quizvraag

In welke staat geen tautologie?
A
Niettemin ben ik toch tevreden
B
We wisten dit reeds weken al.
C
De wielrenner is vliegensvlug omhoog gestegen.
D
Want dat is immers duidelijk.

Slide 14 - Quizvraag

In welke zin staat een contaminatie?
A
Ik besef me dat ik mijn telefoon vergeten ben.
B
John liep hoestend en proestend de klas uit.
C
Ik erger me ontzettend aan hem.
D
Die nieuwe i-phone kost verschrikkelijk veel.

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin heeft een dubbele ontkenning?
A
Gisteren ben ik naar de bioscoop geweest
B
Mijn vader is truckchauffeur
C
Ik ben nooit niet ziek
D
Mijn moeder is kapster

Slide 16 - Quizvraag

Waar staat geen pleonasme?
A
Het vliegtuig daalde langzaam omlaag.
B
€400,- is mijn uiterste limiet.
C
De jongens voetballen op het groene gras
D
Maar dat is echter niet waar.

Slide 17 - Quizvraag

Welke vorm van dubbelop staat dan in de zin 'Maar dat is echter niet waar'?
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Tautologie
D
Onjuiste herhaling

Slide 18 - Quizvraag

Aan haar heb ik echt een hekel aan.
A
Dubbele ontkenning
B
Onjuiste herhaling
C
Contaminatie
D
Tautologie

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 3 op blz. 230 + 231

Slide 20 - Tekstslide