4.2 Reactievergelijkingen

4.2 Reactievergelijkingen
Ik kan:
  • een chemische reactie verkort weergeven in een reactieschema
  • de beginstoffen voor de pijl zetten en de reactieproducten achter de pijl
  • de juiste coëfficiënten en indexen weergeven in een reactievergelijking
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4.2 Reactievergelijkingen
Ik kan:
  • een chemische reactie verkort weergeven in een reactieschema
  • de beginstoffen voor de pijl zetten en de reactieproducten achter de pijl
  • de juiste coëfficiënten en indexen weergeven in een reactievergelijking

Slide 1 - Tekstslide

Wat is geen chemische reactie?
A
Koken van een ei
B
Zout toevoegen aan water
C
Verhitten van suiker
D
soda toevoegen aan azijn

Slide 2 - Quizvraag

Chemische reactie herhaling






Bij een chemische reactie verdwijnen stoffen én er ontstaan nieuwe stoffen.

  • beginstoffen:  De stoffen die verdwijnen
  • reactieproducten:  de stoffen die ontstaan 

Slide 3 - Tekstslide

Chemische reactie 

Slide 4 - Tekstslide

 Reactieschema
Bij elke chemische reactie kan een reactie schema opgesteld worden. 
Een reactie schema heeft de volgende componenten:
1: De stofnamen zijn uitgeschreven
2: De fases van de stoffen staan genoteerd achter de stoffen
3: Eerst schrijf je de reactanten op (de stoffen die reageren), gevolgd door een pijl, en als laatst de producten die gevormd worden bij de reactie.
Bijvoorbeeld
Koolstof (s) + Zuurstof (g) -> Koolstofdioxide (g)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Reactieschema of reactievergelijking?

Een reactieschema is in woorden
koolstof(s) + zuurstof(g) -> koolstofdioxide(g)

Een reactievergelijking is in formule
C(s) + O2(g)-> CO2(g)

Slide 7 - Tekstslide

Reactievergelijkingen
Behalve reactieschema's, kunnen er ook reactievergelijkingen worden opgesteld.
Een reactievergelijking heeft twee belangrijke verschillen ten opzichte van een reactie schema.

1: De chemische stoffen worden genoteerd met hun molecuulformule.

2: De massaverhoudingen moeten kloppend gemaakt worden.

Slide 8 - Tekstslide

Van reactieschema naar reactievergelijking.
  • Reactieschema:
methaan(g) + zuurstof(g) → koolstofdioxide(g) + water(l)  
  • Reactievergelijking:
  • CH4(g) + O2(g)→ CO2 (g) + H2O(l)

Slide 9 - Tekstslide

Stappenplan reactievergelijking
  1. Stel reactieschema op
  2. Vervang elke stofnaam door de bijbehorende formule
  3. Stel de kloppende reactievergelijking op
  4. Controleer of de reactievergelijking klopt 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Voorbeeld Reactievergelijking
In een katalysator wordt stikstofmono-oxide ontleed in de stoffen stikstof en zuurstof.
Eerst noteren we de aanwezige stoffen:
Stikstofmono-oxide: NO, Stikstof: N2, Zuurstof: O2

De reactievergelijking wordt vervolgens:
2NO (g) -> N2 (g) + O2 (g)

Slide 12 - Tekstslide

Vervolg Reactievergelijking
De reactievergelijking wordt vervolgens:
NO (g) -> N2 (g) + O2 (g)

Alleen klopt deze reactievergelijking nog niet, er is namelijk na de pijl twee keer zoveel zuurstof en stikstof als voor de pijl. We kunnen de coëfficiënt aanpassen van alle moleculen, de reactie wordt dus als volgt:

2 NO (g) -> N2 (g) + O2 (g)


Slide 13 - Tekstslide

Reactievergelijkingen kloppend maken
H2O (l) + Na (s) -> H2 (g) + NaOH (aq)
Na
O
H
Eerst noteer je de reactie vergelijking. Vervolgens zet je de aanwezige elementen eronder, in volgorde van minste naar meeste aanwezig.

Slide 14 - Tekstslide

Reactievergelijkingen kloppend maken
H2O (l) + Na (s) -> H2 (g) + NaOH (aq)
Na
O
H
Vervolgens controleer je stap voor stap of de hoeveelheid aanwezige atomen kloppen. Klopt dit niet? Dan pas je de hoeveelheid aan, en begin je weer van boven.

Slide 15 - Tekstslide

Reactievergelijkingen kloppend maken
H2O (l) + Na (s) -> H2 (g) + NaOH (aq)
1 Na 1
1 O 1
1H
Eerst bij natrium: zowel links als rechts zijn er 1 natrium atoom en 1 zuurstof aanwezig.

Slide 16 - Tekstslide

Reactievergelijkingen kloppend maken
H2O (l) + Na (s) -> H2 (g) + NaOH (aq)
1 Na 1
 1 O 1
H
Vervolgens bij zuurstof: zowel links als rechts zijn er 1 zuurstof atoom aanwezig.

Slide 17 - Tekstslide

Reactievergelijkingen kloppend maken
H2O (l) + Na (s) -> H2 (g) + NaOH (aq)
1 Na 1
 1 O 1
2 H 3
Bij Waterstof zien we dat het mis gaat. Links van de pijl zijn er twee waterstof atomen, maar rechts van de pijl in totaal 3.
Hier moet dus iets veranderd worden.

Slide 18 - Tekstslide

Reactievergelijkingen kloppend maken
H2O (l) + Na (s) -> 1/2 H2 (g) + NaOH (aq)
1 Na 1
 1 O 1
2 H 2
Door H2 te vermenigvuldigen met 1/2 klopt de verhouding hier weer. Alleen mogen er geen breuken in een antwoord staan van een reactievergelijking.

Slide 19 - Tekstslide

Reactievergelijkingen kloppend maken
2 H2O (l) + 2 Na (s) -> 1 H2 (g) + 2 NaOH (aq)
2 Na 2
 2 O 2
4 H 4
Door alles met 2 te vermenigvuldigen haal je de breuken weg, en klopt het antwoord weer.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Stel de reactievergelijking op:
zilver(s) + chloor(g) -> zilverchloride
methaan(g) + zuurstof(g) -> koolstofdioxide(g) + water(l)
 

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de opdrachten van 3.6 en 3.7 in Learnbeat

Slide 23 - Tekstslide